eens voor zijn critische studiën over Euripides, later voor die over Herodotus. Kort vóór zijn dood was hij nog bezig aan een nieuwe uitgave der Oden van Horatius, met aanteekeningen. Zijn dood op 53-jarigen leeftijd werd algemeen betreurd.
Van zijn geschriften zijn 't belangrijkst: een critische uitgave van Euripidis' Medea (1819), een Epistola critica aan zijn leermeester Jan ten Brink over de Alcestis van dienzelfden dichter (1821), een critische uitgave van de Andromache, getiteld Euripidis Andromache, cum vet. gramm. schotiis et glossis quatuor Parisinis MSS. denuo recens. (1828), en Observationes crit. in Aristophanis comici fabulas (1839).
Lentink was lid van verschillende geleerde genootschappen en correspondent van het Kon. Nederl.-Instituut.
Hij was gehuwd met Anna Luthera Elisabeth Josephine baronesse van Haersolte, die hem tien kinderen schonk.
Zie: Konst- en Letterb. 1843, I, 385; Star Numan, Progr. rect. Gron. a. 1840; Bouman, Gesch. Geldersche Hoogesch. (1847), II, 571; Jonckbloet, Gedenkb. Gron. hoogesch. (1864), Bijlagen 151.
Zuidema