[Koning, Mr. Johannes Sixtus Gerardus]
KONING (Mr. Johannes Sixtus Gerardus), zoon van Arnold Hendrik Koning en Eduarda Thalia Eckringa, geb. te Wedde 24 Juli 1809, gest. te Amsterdam Maart 1888. Na voorbereidend onderwijs te hebben genoten in de pastorie te Sleen, deed hij in 1825 zijn toelatingsexamen voor de academie en werd 16 Sept. 1826 te Groningen als student in de rechten ingeschreven. In Nov. 1830 maakte hij deel uit van de studenten-compagnie, die tegen de Belgen ten strijde trok. In Sept. 1831 keerde hij in de academiestad terug en promoveerde 6 Juni 1832 op proefschrift De jure repraesentationis secundum codicem civilem gallicum. Oorspronkelijk had hij een proefschrift opgesteld over het Bellingwolder landrecht; hij had het handschrift aan den archivaris Mr. Driessen ter hand gesteld; deze was tijdens den veldtocht gestorven en het handschrift is noch in zijn nalatenschap noch elders teruggevonden. Na zijn promotie vestigde Koning zich in zijn geboorteland; hij werd in 1832 benoemd tot plaatsvervangend vrederechter te Pekela en oefende te Winschoten de rechtspraktijk uit. Van 1838 tot 1844 was hij burgemeester van Vlagtwedde, van 1844 tot 1847 procureur bij de rechtbank te Winschoten. In 1847 werd hij benoemd tot notaris te Wedde, welk ambt hij tot 1887 waarnam. Hij was van 1843 tot 1856 schoolopziener in het district Winschoten. Hij woonde lange jaren op het slot te Wedde, dat zijn vader in 1829 van de stad Groningen had gekocht. Geheel in overstemming met dat milieu