[Klaarenbeek, Pieter Hermanus]
KLAARENBEEK (Pieter Hermanus), ged. te Haarlem 30 Juni 1754 en aldaar begr. 14 Juni 1830, zoon van Hermanus Klaarenbeek en Elisabeth Velsen. Weinig genegen een openbaar ambt te bekleeden, nam hij niettemin als lid der tooneelsociëteit ‘Leerzaam Vermaak’ en van de compagnie vrijwilligers ‘Pro Aris et Focis’ ijverig deel aan het verkeer met anderen. In 1787 trok hij mede uit ter verdediging van Utrecht en de omwenteling bracht hem zijns ondanks aan het bewind. 21 Jan. 1795 werd hij in de provisioneele stadsregeering gekozen, 25 Aug. d.a.v. in het stadsbestuur, dat deze verving, terwijl hij voorts het vice-presidentschap aanvaardde van het comité van fabricage. Na zijn benoeming in het (provinciaal) comité van commercie vestigde hij zich in 's Gravenhage en diende in 1797 bij de Nationale Vergadering een voorstel in om den invoer van Engelsche goederen te verbieden (Wagenaar, Verv. XXXVIII, 317). Afgemat door velerlei inspanning, keerde hij tot het ambteloos leven terug, woonde korten tijd te Emmerik, daarna tot aan zijn dood te Utrecht.
Hij was 8 April 1779 gehuwd met Suzanna Hugaart, die hem 23 Febr. 1780 ontviel.
Klaarenbeek gaf nu en dan een gedicht uit; zijn naamloos in de Vaderl. Letteroef. van 1821 verschenen ‘Jan Barendse of Jan de Lapper’ verwierf eenige bekendheid. In 1824 eerde hij de nagedachtenis van den zeeheld door in den gevel van diens woning een gedenksteen te plaatsen. Bij uitersten wil had hij bepaald dat J.H. van der Palm, J. van Walré, A. de Vries en Ph.W. van Heusde eenige zijner nagelaten gedichten zouden verzamelen als geschenk voor zijn vrienden (H. Gerlings, Te Haarlem voor vijftig jaar (1884) 14). Zoo verscheen een bundeltje Nagelaten Gedichten (1831) met 's dichters portret.
Te Haarlem leeft zijn naam voort in het fonds-P.H. Klaarenbeek, uit zijn nalatenschap gesticht, waaruit jaarlijks een som wordt uitgekeerd aan de kinderkerk en behoeftige ingezetenen worden bedeeld.
H.E. Knappert