klaarde een groot deel zijner vorming te danken te hebben.
15 jaar geworden, werd hij, voornamelijk op aanbeveling van zijn beschermheer, baron van Burmania, op een van 's lands marineschepen als adelborst geplaatst, doorliep achtereenvolgens verschillende rangen en trad in 1770, op uitnoodiging van Catharina II, in dienst van het Russische rijk, toen de oorlog tusschen dat land en Turkije was uitgebroken. Met uitmuntende aanbevelingsbrieven voorzien ondernam hij de reis naar Rusland, werd 29 Sept. 1771 tot kap.-luit. ter zee in Russischen dienst benoemd en ontving drie dagen daarna een aanstelling als kapt. t. zee van den tweeden rang. Hij bekleedde vervolgens, zoowel te land als ter zee, onderscheidene betrekkingen gedurende den oorlog met Turkije, gaf daarin meermalen blijk van kunde en moed, vooral in den slag, 2 Sept. 1773 in de Zwarte Zee geleverd, waarin hij met vijf schepen van 40 stukken de vijandelijke linie doorbrak en het admiraalsschip der Turken deed zinken. Door dit wapenfeit, weldra door nog andere gevolgd, werd v K. door geheel Europa bewonderd, met de orde van St. George begiftigd en verwierf hij zich den bijnaam van ‘held der Zwarte Zee’.
Bij die overwinning bracht van Kinsbergen de manoeuvres in toepassing, die hij in zijn Grondbeginselen der Zeetactiek uitvoerig ontwikkeld en beschreven heeft, zijnde een geheel nieuwe wijs van slagleveren, welke later ook door de Engelschen is gevolgd. Ook bracht hij het eerst in werking de door hem uitgevonden beweegbare seinen.
Inmiddels verzocht hij, tot kapitein ter zee van den eersten rang bevorderd, verlof naar zijn vaderland terug te mogen keeren, wat hem eerst tijdelijk en in Dec. 1775 voor goed werd toegestaan.
In het vaderland teruggekeerd, bood hij in Mei 1775 opnieuw zijn diensten aan het bestuur der Vereenigde Provinciën aan. Het duurde niet lang of hij ontving de opdracht om met den keizer van Marokko, die met onze republiek in oorlog was, vrede te sluiten. Zoowel zijn gevreesde naam als zijn wijs beleid bij 't bedwingen der Marokkaansche roofschepen betoond, deed die zending volkomen gelukken. (Men zie over deze missie de Champigny, Croisières et négociations de Kinsbergen (1779)).
Nergens echter blonk zijn dapperheid meer uit dan in den zeeslag bij Doggersbank, 5 Aug. 1781. Van K., toen reeds tot schout bij nacht bevorderd, had daar het bevel op het linieschip van 48 stukken, de ‘Admiraal-Generaal’ genaamd, en bracht veel tot de overwinning bij. Evenals de overige bevelhebbers ontving hij den gouden eerepenning ter belooning van de bewezen diensten. Maar nog een ander bewijs hoezeer zijn verdiensten op prijs werden gesteld, ontving hij door de benoeming tot adjudant-generaal van den prins van Oranje.
Bij den inval der Pruisen, nadat zijn woning te Amsterdam door het toenmalige defensie-wezen doorzocht was, vroeg en verkreeg van Kinsbergen, oprecht prinsgezinde maar hervormingsgezind, voor onbepaalden tijd verlof uit 's lands dienst. Hij begaf zich met zijn echtgenoote en aangehuwde dochters buiten 's lands, geruimen tijd in Oostenrijk, inzonderheid te Weenen, zich ophoudende. In laatstgenoemde stad werd hij door keizer Jozef II met onderscheiding ontvangen en van wege Ruslands keizerin dringend aangezocht zich opnieuw aan haren dienst te verbinden. Doch welke aanbiedingen hem ook bij herhaling werden