Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 830]
| |
den rector Hoogeveen. Hij werd 19 Juli 1783 te Leiden als student in de rechten ingeschreven en promoveerde 23 April 1790 op plechtige wijze in tegenwoordigheid van den erfprins van Oranje tot doctor in de beide rechten op proefschrift De eo qui delinquentis est socius en met een redevoering Quantum intersit Reipublicae arbitraria jurisprudentia non regi. Hij vestigde zich daarna in den Haag als advocaat. In 1793 werd hij benoemd tot commies. bij den Raad van State, welk ambt hij ook na de revolutie van 1795 behield bij de colleges, die dien Raad vervingen. In het voorjaar van 1798, toen van alle ambtenaren een nieuwe eed door het Intermediair Uitvoerend Bewind werd geeischt, weigerde hij dien af te leggen en werd dientengevolge ontslagen. Hij bleef eenige jaren ambteloos, totdat hij in 1803 werd benoemd tot secretaris van den Raad der Amerikaansche Koloniën en Etablissementen. Na de ontbinding van dien Raad in 1806 werd hij opnieuw ambteloos, totdat hij in 1811 door den Keizer werd benoemd tot tweeden voorzitter der Rechtbank van eersten aanleg in den Haag. In 1814 werd hij door den Souvereinen vorst benoemd tot advocaat-generaal bij het Hooggerechtshof in den Haag en lid van den Raad van Koophandel en Koloniën. In 1815 vervulde hij als zoodanig een missie naar Engeland om over zaken in verband met den afstand van eenige Amerikaansche koloniën aan dat rijk te onderhandelen. In 1819 werd hij verkozen tot lid der Tweede Kamer der Staten-Generaal voor Holland. In 1819 werd de Raad van koophandel en koloniën ontbonden en werd van der Kemp van deze functie ontheven; zijn beide andere ambten heeft hij tot zijn dood bekleed. Hij gaf het grootste deel van zijn vrijen tijd aan letterkundige, historische en juridische onderzoekingen. Van der Kemp huwde in 1791 met Carolina Adriana de Lille, die hem overleefde. Zie: Kappeyne van de Coppello, Oratio de meritis .... J.C. van der Kemp (Hag. Com. 1824); Hand. Lett. 1814. 16 vlg.; Siegenbeek, Gesch. der Leidsche hoogeschool I, 325 vlg. Brugmans |
|