op de naar aanleiding daarvan geschreven dissertatie promoveerde hij 25 Nov. 1843. Van zijn verderen arbeid te Luxemburg moge genoemd worden zijn onderzoek (gedeeltelijk met F. Reuter) naar de samenstelling van het kort te voren ontdekte schietkatoen. In April 1848 aanvaardde hij het rectoraat van de industrieschool te Maastricht (een der twee afdeelingen van het athenaeum aldaar), overeenkomend met de inrichtingen van middelbaar onderwijs van thans. In 1851 werd hij tot hoogleeraar te Groningen benoemd als opvolger van Claas Mulder; hij aanvaardde zijn ambt den 3den Nov. met een rede over de scheikunde in verhouding tot maatschappelijke belangen. Het chemisch laboratorium werd belangrijk door hem verbeterd; hij stelde ieder, die zich in de chemie wilde oefenen, in staat daar te werken. Verscheidene dissertaties werden er onder zijn leiding bewerkt, terwijl hijzelf nog gelegenheid vond voor eenige practische en theoretische onderzoekingen, niettegenstaande zijn vele werkzaamheden, die hij buiten het hoogleeraarsambt op zich nam.
Tegen het einde van 1868 werd hij te Utrecht tot opvolger benoemd van G.J. Mulder. Ook daar bewerkten nog vier zijner leerlingen dissertaties onder zijn leiding. Een lijden, dat zich, al spoedig na zijn komst te Utrecht, openbaarde, maakte begin 1876 een einde aan zijn leven.
Van Kerckhoff is gehuwd geweest met Caroline Ernestine Winkelman, die hem een zoon en een dochter schonk.
Een overzicht van zijn onderzoekingen en verder werk en een volledige lijst zijner publicaties treft men aan in het door J.M. van Bemmelen geschreven levensbericht (Jaarb. Kon. Akad. v. Wetensch. 1879). Zie ook de door H.F. Kuyper geschreven levensschets in de Utrechtsche Studentenalmanak voor 1877 en die door W.B.S. Boeles in Jonckbloet's Gedenkboek der Hoogeschool te Groningen (1864).
Jorissen