vond hij zich toen echter reeds te Norwich in Engeland, waarheen hij gevlucht is. 24 Juni 1571 was hij daar reeds lid van den kerkeraad. Eenigen tijd daarna is hij zich voor het predikambt gaan voorbereiden, terwijl hij zich vroeger met een handwerk had beziggehouden. In den zomer van 1575 is hij waarschijnlijk aan het eind van die voorbereiding gekomen, want 10 Mrt van dat jaar was hij nog ouderling te Norwich en 1 Nov. d.a.v. treffen we hem aan als predikant van de Hollandsche vluchtelingen-kerk te Yarmouth. In 1577 werd hij predikant te Haemstede en Burgh op Duiveland. Het volgende jaar diende hij een tijdlang, bij leening, de Kerk van Oudenaerde. Daarna aanvaardde hij het ambt te Gent. H.Q. Janssen, De kerkhervorming in Vlaanderen noemt hem bij de vermelding der predikanten van die stad niet uitdrukkelijk, maar hij zal identiek zijn met den door dien wel vermelden Cornelius Johannis; zie a.w. I (Arnh. 1868) 206. Te Gent is hij gebleven tot aan de inneming dier stad door Parma. 19 Sept. 1584 teekende hij er nog een attestatie; kort daarop vertrok hij met zijn collega's naar de noordelijke provinciën. Van 1585 tot 1598 stond hij te Rotterdam, op een traktement van 300 ponden 's jaars (Kerkelijk Placaatboek II ('s Grav. 1735) 53,
54).
Tweemaal schijnt Hillenius getrouwd te zijn geweest. Eerst met een zekere Jehenne, die kreupel was, later met Digna van Dongen. Hij heeft zeven kinderen gehad. Een daarvan is Cornelis (2), die volgt. Een dochter trad najaar 1592 in 't huwelijk met Jan La Motte (III kol. 735). Is misschien een zekere Jacob van Hille, voor wien de Kerk van Gent in 1582 herhaaldelijk kleeren kocht, en die dus blijkbaar een harer alumni aan de universiteit daar was (Analectes pour servir à l'histoire ecclésiastique de la Belgique S III T IX (1913) 194, 195) een tweede van zijn zoons geweest?
Zijn beteekenis ontleent van Hille aan het feit dat hij de auteur is geweest van het liturgisch geschrift Den Sieckentroost, dat lang is toegeschreven geweest aan Caspar van der Heyden. Reeds in 1567 heeft hij een stuk, dat dien naam droeg, opgesteld. Toen dit al spoedig te uitgebreid bleek, heeft hij het tot op een derde verkort, en daarmede is het geschrift ontstaan, dat van de eerste editie (Leid. 1572) af tot nu toe achter de psalmen en formulieren der Gereformeerde Kerken in ons land is opgenomen geweest. Later verscheen een uitgave van al van Hille's werken, onder den titel: Cornelis van Hille, Den Sieckentroost 't welc is een onderwysinghe van den rechten gheloove; in den wech der salicheyt, om gewillichlijck te sterven. Mitsgaders sommige Christelicke gebeden: als oock een Christelick sermoen tot dien propooste dienende (Leiden 1596). De daarin opgenomen predikatie handelt over Openb. 14:13. Het in den titel niet genoemde, maar toch aanwezige ‘troostelijck gesanck’ heeft geen dichterlijke waarde.
Zie: Biographie Nationale de Belgique in voce; J.H. Hessels, Ecclesiae Londino-Batavae Archivum III (Cantabr. 1897) register in voce; I.L.A. Diegerick, Documents du XIVe siècle IV (Bruges 1877) 157; Algemeen Nederlandsch Familieblad XII (1895) 132, 173; Stemmen voor waarheid en vrede X (Amst. 1873) 1175 vv., 1188 vv.; J.W. te Water, Kort verhaal der Reformatie van Zeeland (Middelb. 1766) 239-241; H.Q. Janssen, De kerkhervorming in Vlaanderen I (Arnhem 1868) 350; H.Q. Janssen en van Dale, Bijdragen tot de ... geschiedenis.... van Zeeuwsch Vlaanderen II (Middelb. 1857) 279, 284 vv.
van Schelven