[Heynen, Frederik Constantijn]
HEYNEN (Frederik Constantijn), geb. te Zevenaar 30 Jan. 1828, overl. te Oudenbosch 20 Sept. 1892. Hij werd priester 17 Aug. 1851, kapelaan te Amersfoort in hetzelfde jaar, Jezuïet 1 Nov. 1855. Van 1860-68 was hij werkzaam in de Zaaierskerk (H. Ignatius) te Amsterdam, was daarna secretaris van den nederlandschen provinciaal der Societeit van Jezus, en sinds 1876 substituut van den secretaris der orde te Fiesole bij Florence. Uit Italië teruggekeerd bestuurde hij van 24 Sept. 1884 tot 12 Nov. 1890 de nederl. provincie, en van 27 Sept. 1891 tot zijn dood het studiehuis der orde te Oudenbosch.
In 1874-75 deed hij een visitatie-reis naar de missie van Nederl. O.-Indië; van die reis bracht hij een levendige belangstelling mee voor het missiewerk, dat hij later door uitzending van missionarissen en het bekendmaken van hun arbeid zooveel mogelijk bevorderde. In 1889 richtte hij den St. Claverbond op, die zich met het inzamelen van giften voor de missie belastte en jaarlijks een of meer bundels uitgaf onder den titel: Berichten uit Nederlandsch O.- Indië voor de leden van den St. Claverbond; deze boekjes komen echter niet in den handel. Hij gaf ook een krachtigen stoot tot de academische opleiding zijner onderhoorigen aan binnen- en buitenlandsche universiteiten.
Ook als schrijver trad pater Heynen op. Zijn bijdragen in De (Onze) Wachter (1871-77) en Studiën op godsd., wetensch. en letterk. gebied (1871-84) zijn van historischen en letterkundigen, doch veelal apologetischen aard. Het Christendom op het eiland Flores, Het rijk Larantoeka op het eiland Flores (in Studiën), Drie bergvlakten op Java (in Onze Wachter) waren herinneringen aan zijn indische reis. Vroeger had hij uitgegeven Blikken op Indië (1870), dat hij tegen de critiek van P.A.S. van Limburg Brouwer verdedigde (Wachter 1876). In Italië schreef hij: La Santa Casa. Het heilig huis van Nazareth thans vereerd te Loreto ('s Hertogenbosch 1882). Door zijn artikel De Paus en de Staat raakte hij in polemiek met A.J.W. Farncombe Sanders (Studiën IV-VI), door De vaderlandsliefde van den katholieken Nederlander en De handhaving van het Christendom in Nederland met het Maandbl. der Evang. Maatsch. (1881-82).
Zie: Sommervogel, Biblioth. d.l. Comp. de Jésus IV, Append. p. vi-viii.
van Miert