pour lui une sentence infamante. Je ne suis pas faché qu'il soit parti avant que j'aye pu le faire arrêter.’ In de meeste werken wordt zijn hooge leeftijd als verzachtende omstandigheid aangemerkt (Sabron geeft hem meer dan 80 jaren); doch er zijn in de krijgsgeschiedenis genoeg 68-jarige en oudere bevelhebbers aan te wijzen, die de noodige geestkracht wisten ten toon te spreiden. Eer zou als verzachtende omstandigheid kunnen gelden de slechte keuze ten aanzien van de voornaamste onderbevelhebbers, die den gouverneur in zijne taak moesten bijstaan.
26 Juni 1755 huwde hij met Ulrique Eleonora (27 April 1732 - 2 Febr. 1795), dr. van zijn oom Willem Lodewijk uit den tak van Philippsthal-Barchfeld (zie later), uit welk huwelijk verschillende kinderen geboren zijn, van welke drie zonen ook in het Staatsche leger zijn ingetreden, en wel: 1o. Frederik (4 Sept. 1764 - 6 Juli 1794), die na eerst in het Russische leger gediend te hebben, in het Hollandsche leger overging, en 18 Juli 1793 kolonel-commandant werd van het regiment Waalsche dragonders van Bylandt. Met dit regiment nam hij o.a. deel aan de achterhoede-gevechten in de Zuidelijke Nederlanden, die, na den slag van Fleurus (26 Juni 1794) en het aftrekken der Oostenrijksche troepen naar de Maas, door het Engelsch-Nederlandsche leger ten zuiden van Brussel geleverd werden. 6 Juli had zulk een treffen plaats bij Mont-St.-Jean, waar de Hollandsche ruiterij verscheidene charges uitvoerde tegen de Fransche cavalerie-divisie van generaal Dubois. Bij een van dezen werd prins Frederik aan het hoofd van zijn regiment strijdende, door een pistoolschot gedood. Zijne dragonders sloegen evenwel den vijand terug en behielden het lijk van hun aanvoerder;
2o. Lodewijk (8 Oct. 1766 - 15 Febr. 1816), die eenige jaren (1786-90) in het regiment van zijn vader als ritmeester diende, daarna in dienst trad van den koning van Napels, en zich beroemd heeft gemaakt door zijne krachtvolle verdediging van Gaëta tegen Massena (van 26 Febr. - 18 Juli 1806), waar hij 10 Juli ernstig werd gewond, en op een der Engelsche schepen, die voor de haven kruisten, werd overgebracht. Hij overleed in 1816 te Napels (Wat Bosscha, Ned. heldend. te land, III, 81 (uitg. 1873) daaromtrent mededeelt in noot 3, nl. dat zijn broer Ernst die verdediging zou geleid hebben, en daarbij gesneuveld zijn, is onjuist);
3o. Ernst Constantin (8 Aug. 1771 - 25 Dec. 1849), die reeds in 1782, dus op twaalfjarigen leeftijd, eene compagnie in het regiment van Saksen-Gotha (bij capitulatie in dienst van de republiek) commandeerde en in 1794 als luitenant-kolonel een der onderbevelhebbers was in 's Hertogenbosch, waar zijn vader als gouverneur de verdediging leidde. 15 Febr. 1816 volgde hij zijn broeder Lodewijk op als regeerend landgraaf. In verschillende Almanachs de Gotha, o.a. van 1836-41 staat bij zijn naam: ‘général au serv. des Pays-Bas’. Dit moet eene vergissing zijn, tenzij hem door koning Willem I (wat weinig aannemelijk is) persoonlijk die rang is toegekend.
De vreemde handteekening van hun vader: ‘Guillaume L.Z. Hessen’, afgewisseld met ‘Wilhelm L.Z. Hessen’ (d.i. Wilhelm Landgraaf zu Hessen) en ‘Wilhelm L.v. Hessen’ heeft Sabron (zie de bijlagen achter het 1e. deel van zijn na te noemen werk) er vermoedelijk toe gebracht, om hem abusievelijk in te leiden (I, 226) als W.L. Landgraaf von Hessen-Philippsthal. Zijn voornaam is alleen Willem, die van zijn na te melden neef: Willem Lodewijk.