[Hessen-Philippsthal, Philips van]
HESSEN-PHILIPPSTHAL (Philips van), geb. 14 Dec. 1655, overl. 18 Juni 1721, was de 3e zoon van landgraaf Willem VI van Hessen-Cassel (1637-63), en de stamvader van het geslacht Hessen-Philippsthal. Hij liet op de plaats van het oude klooster Kreuzberg, dicht bij het stadje Vacha of Vach (in Saksen-Weimar-Eisenach) aan de Werra, in het voormalige Keur-Hessen het slot Philippsthal bouwen, hetwelk hem met het gebied in de omgeving daarvan in 1685 door zijn broeder, landgraaf Karel van Hessen-Cassel (kol. 730) in erfelijk bezit werd afgestaan, waarbij hem de titel van landgraaf werd toegekend.
Een groot deel van zijn leven heeft hij in vreemden krijgsdienst doorgebracht, en toen hij het krijgsleven moede was geworden, vestigde hij zich, ofschoon hij nooit in de legers van onze republiek gediend had, in het eind van de 17e of het begin van de 18e eeuw in 's Gravenhage, alwaar hij een landhuis aan den Scheveningschen weg, dicht bij het tolhuis gelegen, aankocht en deed verbouwen tot eene vorstelijke verblijfplaats, welke den naam van Hessenhof verkreeg. Later heeft die plaats den naam van Buitenrust gedragen en tot paleis gediend aan de weduwe van koning Willem II, Anna Paulowna van Rusland, die er overleden is. Toen het vredespaleis gebouwd werd, is Buitenrust gesloopt, en een deel van den tuin ervan bij dien van dit paleis aangetrokken.
Terwijl vier zonen van zijn ouderen broeder Karel in onze republiek dienden als commandanten van een bij capitulatie overgegaan Hessencasselsch regiment en zijne nicht Maria Louise in 1709 in den echt trad met Johan Willem Friso, bleef landgraaf Philips gedurende zijne laatste levensjaren zijne buitenplaats in den Haag bewonen. In 1721 is hij, tijdelijk in Aken vertoevende, aldaar overleden. Aanvankelijk werd zijn lijk te Maastricht bijgezet, doch in 1723 overgebracht naar 's Gravenhage, waar zijne weduwe voor hem een grafmonument had doen oprichten in de Groote kerk, hetwelk nog aldaar te bezichtigen is.