Geen klove scheidt de litteraire werkzaamheid Heldrings van de pastorale en philanthropische. Ik sprak reeds van de talrijke ontmoetingen, vondsten, mijmeringen, die wij, soms grillig dooreen gemengd, in zijn geschriften bij elkaar vinden, gelijk in zijn diepliggende oogen onder de zware wenkbrauwen, achter den bril, het droomerige, gevoelvolle evenzeer trof als het scherp vorschende van den slimmen opmerker. Hij scheen vaak absent, feitelijk was hij er geducht bij. Zoo is ook zijn stijl. Niet verzorgd, weinig bezonken, spontaan, abrupt, primitief, min of meer achter het bewustzijn, toch bij 't feitelijke, werkelijke zeer bepaald.
Van compositie of dispositie is zelfs in zijn grootere geschriften weinig te bespeuren. Het is alles ongeregeld, en doet nu eens aan den Wandsbecker Bote dan weer aan Jean Paul denken, niet toevallig, want beiden had hij veel gelezen. Ook hechtte zich een scherp gepunt woord, paradox of tegenstelling, vast in zijn geheugen, en zelf muntte hij uit in het vinden van zulke leuzen: De jenever erger dan de cholera luidde de titel van een brochure van 1838. Betoogen zoeke men in zijn geschriften niet, meer typen, gesprekken, ontmoetingen, mijmeringen, als van pachter Gerhard, of meister Maarten Baordman, die veelal in Lijmerschen tongval spreekt en schrijft.
De leeraar van het kleine Hemmen was reeds ruim 40 jaren toen hij zijn vleugelen wijder uitsloeg en van het naburige Zetten een middelpunt maakte van practische werkzaamheid. Hij was zich allengs bewust geworden van het verschil tusschen maatschappelijke weldadigheid en christelijke philanthropie. Allerlei ontmoetingen, ook bij bezoeken aan gevangenen, hadden hem in aanraking gebracht met volkszonden en ellenden. Dit bewoog hem tot het oprichten zijner 4 gestichten, die in den loop der jaren geleidelijk uit elkaar ontstonden. In 1848 het Asyl Steenbeek waarin aan boetvaardige gevallen vrouwen de weg tot herstel werd geopend; in 1856 Talitha Kumi voor verwaarloosde meisjes; in 1861 Bethel om oudere meisjes, die geen kinderen meer maar nog niet gevallen, te ontrukken aan gevaarlijke omgeving en af te brengen van gevaarlijke wegen; in 1864 de kweekschool voor christelijke onderwijzeressen, wier werkkring zich bij dien der gestichten aansloot in zoover daar krachten werden gekweekt die op de school, hetzij de christelijke hetzij de openbare, den bewarenden en opvoedenden invloed van het evangelic zouden brengen. In dezen groeienden arbeid blonk Heldings tact en gave van organizeeren uit. Hij bouwde geen tuchtscholen maar tehuizen, waar de kracht van het evangelie de harten moest doordringen. Hij wist uitnemende directrices te vinden. Wie denkt niet aan mej. P. Voute die zoo lang aan het hoofd stond van Steenbeek? Tot bestuurders wierf hij invloedrijke mannen en vrouwen voor een deel uit de aanzienlijken van de Reveilkringen.
Daarnaast werd noch de zending onder de heidenen noch de band met buitenlandsch, vooral Duitsch, philanthropisch werk verwaarloosd. Heldring ontving veel bezoek van heinde en ver. Hij bezocht Duitsche Kirchentage en conferenties, van waar hij allerlei meebracht: belangrijke impulsen, practische maatregelen, nieuwe betrekkingen, ook wel nieuwe snufjes die hij dan soms weer spoedig vergat. Hemmen-Zetten werd een middelpunt evenals het Rauhe Haus, Kaiserswerth, Bielefeld, en Heldrings naam stond naast die van Wichern, Fliedner, Bodelschwing. Een Duitsch bezoeker schreef eens in zijn boek: