achtereenvolgens door garnizoens-commandanten, die getoond hadden voor de taak van waarnemendgouverneur geenszins berekend te zijn. De geldmiddelen der kolonie verkeerden in allerslechtsten toestand, doordat het belastingstelsel, door de Staten van Zeeland in 1674 ingevoerd, bestaande in akkergeld, hoofdgeld op blanken en slaven, alsmede uitvoerrecht op suiker, het eenige product, op allerlei wijze ontdoken was en ook de regeling der inning veel te wenschen overliet. De kolonisten verkeerden bovendien in corlog met de Indianen, die geholpen door gevluchte negerslaven, de plantages met doodslag, plundering en brandstichting afliepen. Hoewel H. bij de Staten van Zeeland, de Staten-Generaal en den Stadhouder op doeltreffende maatregelen aandrong, alsmede op uitzending van soldaten tot versterking van het garnizoen, bleven zijne beden aanvankelijk zonder merkbaar gevolg en de bevolking, gewoon geraakt aan halve maatregelen, beschouwde hem slechts als dwarskijker van de Stat. v. Zeeland, terwijl van die zijde hem de noodige steun, zelfs door geregelde zending van de noodige levensmiddelen en andere behoeften bleef ontbreken. Ondanks alle pogingen om den Indianen-opstand te onderdrukken en den financiëelen toestand o.a. door invoering van een muntwezen, ter vervanging van de bestaande betaling in suiker te verbeteren, gelukte het hem niet, de kolonie tot eenigen bloei te brengen, wat steeds zijn oprechte streven was geweeest en toen hij, kort na de uitzending van hulp, 21 April 1680, aan een beroerte kwam te overlijden liet hij zijne weduwe Elisabeth Bachylaer en dochter in berooiden toestand achter, omdat hij door het opgeven van zijne winstgevende betrekking te Londen in schulden was geraakt en de uitgaven, door hem ter wille van de emigratie
gedaan, alsmede andere voorschotten, alleen vergoed waren door beloften en voorspiegeling van voordeelen, die uit het ambt van gouverneur zouden voortspruiten. Voor hem was op een ‘versuymt Brasiel’ een verzuimd Suriname gevolgd, waar onder garnizoenscommandanten als waarnemende gouverneurs hetzelfde beheer werd voortgezet, tot in 1682 de Staten-Generaal krachtdadig ingrepen door de kolonie aan de W.I. Comp. over te dragen, in het volgende jaar gevolgd door de oprichting van de Societeit van Suriname.
Uit archivalia, in Zeeland aanwezig en een familiearchief, in het bezit van den Heer van Bosveld Heinsius te Oldenzaal.
Mulert