kwam bij Hamelius het verlangen op, in de Societeit van Jezus te treden. Hij vertrok naar Rome, werd daar 1 Apr. 1576 in de orde opgenomen, en deed er onder den beroemden Spanjaard Franciscus Suarez zijn theologische studiën, tegelijk met den later zoo bekenden godgeleerde Leonard Lessius. In 1585 kwamen beiden naar België terug, en onderwezen de godgeleerdheid in het college der Jezuïeten te Leuven. Hamelius' deugden zoowel als zijn wetenschap maakten hem waardig naast Lessius een leerstoel te bekleeden.
Het volgend jaar droegen beiden professoren stellingen voor, gericht tegen de leer over den vrijen wil en de genade, welke door den hoog in aanzien staanden hoogleeraar der universiteit Michael Baius werd voorgestaan. Dit gaf aanleiding tot een geruchtmakende veroordeeling door de universiteiten van Leuven en Douai van een aantal stellingen, die door de Leuvensche universiteitsprofessoren uit Lessius' en Hamelius' dictaten waren getrokken, en naar het oordeel der censoren pelagiaansche en semi-pelagiaansche meeningen bevatten. De censuren der beide faculteiten zijn ook in later tijd meermalen herdrukt.
Lessius' leer werd evenwel niet alleen door uitstekende en vrome geleerden als Franciscus de Sales en Bellarminus voor rechtzinnig verklaard, maar zou ook door paus Sixtus V, na een nauwkeurig onderzoek zijn goedgekeurd.
De strijdschriften, van weerszijden uitgegeven, zijn vermeld bij Sommervogel, Biblioth. d.l. Comp. de Jésus IV, 1726-29, een korte bespreking der stellingen in Herder's Kirchenlexikon2 (Freiburg 1891) VII, 1845-50.
Hamelius deed, terwijl hij een pestlijder bijstond, de besmetting op, die hem ten grave sleepte.
Het college van Leuven telde hem onder zijn voornaamste weldoeners.
Zie: Sommervogel, l.c. IV, 59; Imago primi saeculi Societatis Jesu (Antverpiae 1640) 874.
van Miert