volle overtuiging de formule der christelijke deugden in de toen verkregen schoolwetten. Zijn zeggingskracht was buitengemeen; soms sprak hij twee uur en langer over een onderwerp, zonder de Kamer te vervelen. ‘Een bewegelijke persoon Israëls, sprak dan alles met hem mee, zijn hoofd, zijn oogen, zijn vingers, zijn geheele lichaam’.
Godefroi was de eerste Israëliet, die ten onzent het ministerschap bekleedde. Hij beheerde de portefeuille van Justitie van 9 Mrt. 1860 - 31 Jan. 1862 in de elkander opvolgende kabinetten van Hall - van Heemstra en van Zuylen van Nijevelt - Loudon. 't Was onder zijn bewind dat een nieuwe wet op de rechterlijke organisatie tot stand kwam. Afgetreden, werd hij tot minister van Staat benoemd.
Bovenal ook stond Mr. Godefroi bekend als een bekwaam en scherpzinnig jurist. Begonnen als subitituut-officier van justitie aan de Amsterdamsche rechtbank (1842-46), klom hij bij de rechterlijke macht op tot raadsheer in het toenmalig Provinciaal gerechtshof van Noord-Holland (1846-60). Van de overige betrekkingen door hem bekleed noemen wij nog die van voorzitter der hoofdcommissie voor de zaken der Israëlieten. Zijn geschriften vindt men vermeld in het eerste der beneden aangehaalde tijdschriften.
Zie: J.A. Jolles in Themis 1882, 614; Eigen Naard 1882, 372 (met portr.); van Welderen Rengers, Parl. Geschied. van Nederl. (1907), Register i.v.; Ising, In de Kamers der Stat.- Generaal (1892), 14, en Lavater Jr., Politieke Photografien (1879), 44.
Zuidema