daarna te Leiden tot leeraar beroepen. In die betrekking, met welke hij, in de laatste jaren van zijn verblijf te Leiden, nog die van schoolopziener over het tweede schooldistrict van Zuid-Holland vereenigde, was hij omstreeks vijf en twintig jaren werkzaam tot 1814, toen hij te Amsterdam beroepen werd, waar hij 1830 emeritus werd, waarop hij zich te Nijmegen vestigde. Hij was gehuwd met Geertruida van Heukelom (overl. 1816).
Van Geuns was een man van groote kunde, geleerdheid, warme godsvrucht en onbepaalde verdraagzaamheid. Als evangeliedienaar, als mensch en als geleerde bezat hij uitmuntende hoedanigheden, en niet tevreden met het vele goede dat hij als zoodanig stichtte, was hij er steeds op bedacht ook door zijne pen het edele en nuttige te bevorderen.
Hij schreef: Eendragt, Nederigheid en Onbaatzuchtigheid voorgesteld als noodig ter volkomene vestiging van de burgerlijke vrijheid (Leid. 1795); Verhandeling over de oorzaken van het verval in den openbaren eeredienst (Utr. 1798); J.C.F. Guthmuth, Volledig leerstelsel van kunstmatige ligchaamsoefeningen, naar het Hoogduitsch, nieuwe uitgave met platen ('s Grav. Amst. en Breda, 1806-12, 2 dln.); Levensberigt van Cornelis de Vries, rustend Leeraar der Doopsgezinden te Utrecht, in Algem. Konst- en Letterbode 1813, 227; Drie gelegenheids-leerredenen (Amst. 1826). Verder artt. in de Algem. Vaderl. Letteroefeningen en in de Nieuwe vaderl. Bibliotheek van wetenschap, kunst en smaak; eene gelegenheids-leerrede in den bundel Aanspraken en Leerredenen, door protestantsche leeraars gehouden, ter gelegenheid van de ramp te Leiden in 1807 (Leiden 1807).
Hij was lid van verschillende geleerde genootschappen.
Zie: Hand. Letterk. 1834, 39-45; Glasius, Godgel. Nederl. I, 518; van Epen, Album studios. Acad. Gelro- Zutph. 144.
Molhuysen