[Gerritsz, Dirk]
GERRITSZ (Dirk), door tijdgenooten Theodoricus Gerardi Amsterodamensis geheeten, geb. te Amsterdam omstreeks 1531, overl. te Weenen 1 Oct. 1558. Een handschriftelijke aanteekening van een bloedverwant noemt hem ‘filius Gerardi Teus, Consulis Amstelodamensis’. Hij moet dus de zoon geweest zijn van den Amsterdamschen burgemeester Gerrit Claes Mattheusz (of Teus). Zijn vader zond hem naar de Leuvensche universiteit, waar hij in 1551 op twintigjarigen leeftijd als ‘primus’ in de wijsbegeerte werd uitgeroepen. Ofschoon hij, om aan het verlangen van zijn ouders te voldoen, zich vervolgens op de rechten toelegde, woonde hij toch, den drang van zijn hart volgend, te gelijker tijd de theologische lessen bij. Intusschen voelde hij in zich het verlangen ontwaken om het voorbeeld der eerste Jezuïeten, die zich enkele jaren vroeger te Leuven gevestigd hadden, na te volgen. Ten einde te ontkomen aan de beletselen, die zijn familie wellicht aan dit plan in den weg zou leggen, vertrok hij tegen Paschen 1553, zonder van iemand afscheid te nemen, naar Keulen, om verder den weg naar Rome in te slaan. Dit plotseling vertrek verwekte heel wat opschudding in de academiestad. Te Rome in de Societeit van Jezus opgenomen, verdedigde hij 29 Oct. 1553 opnieuw philosophische stellingen onder voorzitterschap van P. Balthasar de Torres en behaalde na schitterende godgeleerde studiën den doctorsgraad in de theologie. ‘Niemand’, zoo getuigde later Olave, ‘onder de leerlingen van het Romeinsch college kon in deugd, talent en wetenschap met Theodoricus vergeleken worden’. Terwijl hij de wijsbegeerte onderwees aan genoemd college, vond hij nog immer tijd om op Zon- en feestdagen biecht te hooren,
kerkers te bezoeken en het volk in de beginselen der christelijke leer te onderwijzen. Sommige schrijvers beweren, dat hij eenigen tijd het Duitsch college zou bestuurd hebben; dit berust echter op een misverstand. Hij gaf er les in de wijsbegeerte, en droeg in die hoedanigheid, volgens het gebruik van dat huis, den titel van ‘rector’.
In 1558 had de paus den bisschop van Satriano, Camillus Mentuato, aangewezen om de rechten van godsdienst en Kerk op den rijksdag van Petrikow in Polen te verdedigen, en vroeg twee godgeleerden der Societeit van Jezus om dezen te vergezellen. De generaal, P. Laynez, wees voor die taak aan den Nijmegenaar Petrus Canisius en Dirk Gerritsz. In de eerste dagen van Augustus verlieten zij in gezelschap van den pauselijken gezant Rome en kwamen 19 Sept. te Weenen aan. Tien dagen later wierp de koorts Dirk Gerritsz neer; hij overleed in de armen van zijn reisgezel.