[Folcmar, Volkmar]
FOLCMAR, Volkmar, ook wel genaamd Poppo, bisschop van Utrecht (976-990), was een zoon van den Saksischen paltsgraaf Athelboro of Berno.
Als kanselier komt hij tweemaal voor, n.l. in oorkonden van 25 Jan. 974 en 8 Juni 976; destijds was hij ook domheer van Hildesheim. In Juni 976 moet hij, te Ingelsheim, tot bisschop van Utrecht zijn benoemd. In Dec. 978 ontmoeten wij hem bij bisschop Diederik van Metz, met wien hij Johannes, abt van Sint-Arnulfus, aanspoorde om het leven van den abt Johannes van Görtz te beschrijven. De genoemde auteur deed zulks, onzen Folcmar prijzende als ‘een zeer beroemd bisschop’ en ‘een uitstekende in de schare der kerkleeraars.’ Sedert 978 was te Utrecht gevangen hertog Hendrik van Beieren, de eerzuchtige neef van keizer Otto I. Na den ontijdigen dood (te Rome 7 Dec. 783) van Otto II, liet bisschop Folcmar den twistzieken hertog vrij; met hem begaf hij zich naar Keulen, waar de driejarige troonopvolger Otto III uit de handen van diens peet, den Keulschen aartsbisschop Warin, overgenomen werd in voogdij. De hertog, die zich tegenover de keizerin-weduwe Theophania gaarne van het regentschap, zelfs van de koningskroon, had meester gemaakt, telde onder zijne aanhangers steeds bisschop Folcmar. Kort na Paschen 984 zond hij dezen als onderhandelaar vooruit, toen het leger van de tegenpartij te Werla in de Paltz nabijkwam. Met moeite verkreeg Folcmar de toezegging, dat men op een bepaalden dag met hem over den vrede zou onderhandelen. Verder treedt de Utrechtsche bisschop niet meer op in dezen