[Fokker, Adriaan Abraham]
FOKKER (Adriaan Abraham), zoon van den koopman Abraham F. (1781-1825) en Maria Adriana 't Hooft, geb. 10 Jul. 1810 te Middelburg, overl. 24 Dec. 1878 aldaar. 30 Dec. 1826 werd hij ingeschreven als leerling van de geneeskundige school in zijne geboorteplaats en 2 Jan. 1828 als student in de geneeskunde te Leiden. 29 Oct. 1833 promoveerde hij aldaar na verdediging van een proefschrift De morbis endemicis patriae. Reeds vóór zijne promotie was hij te Rotterdam werkzaam tijdens een choleraepidemie en daarna bleef hij er ook nog enkele jaren, maar vestigde zich toen te Middelburg. Juni 1838 trad hij in het huwelijk met Anna Agatha Herklots. Terwijl hij een uitgebreide praktijk waarnam en gedurende vele jaren als directeur van het gasthuis werkzaam was, nam hij ook deel aan het geneeskundig onderwijs, eerst als lector in de therapie aan de provinciale geneeskundige school en van 1 Jan. 1854 af aan de gemeentelijke school als lector in de pathologie en therapie. Deze betrekking, waarvoor hij het lidmaatschap van den gemeenteraad moest opgeven, bekleedde hij totdat de school werd opgeheven (1866). Hij werd toen benoemd tot inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht voor Zeeland en moest daarvoor zijn praktijk neerleggen. Op 25 Apr. 1860 werd hij met goud bekroond voor zijn antwoord op de prijsvraag: Wat is er uit de geschriften der vroegere en latere geneeskundigen, uit kronijken enz. op te maken omtrent de epidemische en contagieuse ziekten, die vroeger in Zeeland geheerscht hebben, geneeswijze, waarvan men zich meestal bediende, enz.
Deze verhandeling werd uitgegeven in de Werken van het Zeeuwsch genootschap voor wetenschappen, dat de prijsvraag had uitgeschreven. Bij het eeuwfeest van dit lichaam op 9 Apr. 1862 leidde hij als voorzitter de feestvergadering en sprak de openingsrede uit. In het begin van zijne medische praktijk was hij een ijverig beoefenaar van de geologie en aanverwante vakken. Later legde hij zich toe op Oudhollandsch en op de studie der Zeeuwsche medici uit vroegeren tijd, de oude Zeeuwsche schrijvers en de met medische toestanden in verband staande oorkonden en plakkaten, waardoor menige bijdrage tot de geschiedenis der geneeskunde van zijn hand verscheen. Met die voorliefde voor de geschiedenis van zijn gewest stond ook zijne poging in verband om als eigendom van de vereeniging van geneeskundigen in Zeeland, wier medeoprichter hij was, eene boekerij van Zeeuwsche medici bijeen te brengen, welke poging uitstekend gelukte, daar zij reeds meer dan 700 nummers bevat, waaronder zeer zeldzame voorkomen. Als inspecteur van het staatstoezicht beijverde hij zich om in het belang