[Eysinga, Tjalling van (2)]
EYSINGA (Tjalling van) (2), geb. in 1562, overl. te Marssum 31 Aug. 1603; zoon van den voorg. en van Hylck van Harinxma thoe Slooten.
Evenals zijn vader was hij een kundig rechtsgeleerde. Van zijn hand bestaat nog een werkje in 4o, getiteld: Commentarii breves in Institutiones Juris civilis (Franeker 1594).
Hij werd 26 Mei 1601 benoemd tot grietman van Menaldumadeel en volmacht ten landsdage voor het kwartier Westergoo. Als zoodanig maakte hij in 1598 deel uit van de commissie tot onderzoek nopens het beheer van den ontvanger-generaal Taco van Dyckstra, en in 1602 van de commissie tot herziening der landsordonnantiën.
Hij hield gewoonlijk verblijf op het door hem gestichte en nog bestaande slot ‘Heringa-state’ te Marssum. Hij is tweemaal gehuwd geweest, eerst met Womck van Heringa, 2 Sept. 1596 overleden, dochter van Aede en van Anna van Roorda. Daarna met Luts van Dekama, die hem tot 26 Oct. 1652 overleefde, dochter van Sicke en van Hil van Tamminga.
Uit het eerste huwelijk drie zoons, waarvan twee jong zijn overleden en de derde, Tjalling (3) volgt; uit het tweede huwelijk een dochter Hylck, gehuwd met Frans van Eysinga (2) (kol. 588).
Zijn geschilderd portret door een onbekende bij Jhr. Mr. F.J.J. van Eysinga te Leeuwarden.
Zie: Jaarb. Ned. Adel III, 61; van Sminia, Nieuwe Naaml. v. Grietm., 179, 180; Sweertius, Ath. Belg. 696; de Wal, Orat. de clar. Fris. Jurecons. 23, ann. 80.
Regt