[Eysinga, Pieter van]
EYSINGA (Pieter van), geb. 1564, overl. te Rauwerd 16 Januari 1645; zoon van Tjalling (1) en van Hylck van Harinxma thoe Slooten.
Hij werd 30 Juli 1602 grietman van Rauwerdehem en werd volmacht ten landsdage voor het kwartier Oostergoo. Als zoodanig volgde hij in 1620 de lijkstatie van Willem Lodewijk graaf van Nassau en komt in dat jaar ook voor als lid der Admiraliteit van Holland. Toen aan Ernst Casimir, in de plaats van diens overleden broeder Willem Lodewijk, het stadhouderschap werd opgedragen, hield Pieter van Eysinga de redevoering. Van 1621 tot 1636 was hij bewindhebber der West-Ind.-Compagnie ter Kamer van het Noorder Kwartier. Gedurende verscheidene jaren was hij lid van de Staten en in 1639 en 1640 lid van Gedeputeerden. Hij deed waarschijnlijk in 1635 afstand van zijn grietenij ten behoeve van zijn zoon Tjalling en overleed tien jaar later in 80 j. ouderdom op zijn huis Jongema-state te Rauwerd; zijn lijk rust in de kerk aldaar onder een grafzerk met een latijnsch opschrift.
In 1594 huwde hij Foockel van Heringa, geb. 1567, overl. 5 Mei 1639, dochter van Aede en van Anna van Roorda, uit welk huwelijk 5 kinderen sproten, waarvan Aede (3) (kol. 587), Hessel (kol. 595) en Tjalling (4) (kol. 593) voorkomen. De oudste zoon overleed jong en Hylck huwde met Menne Houwerda van Meckema.
Zie: te Water, Hist. Verb. der Edelen II, 338; van Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietmannen, 163, 164; Jaarb. Ned. Adel III, 61; Nederl. Adelsb. 1913, 294; Navorscher 1914, 383.
Regt