[Eyrthen, Margaretha]
EYRTHEN (Margaretha), Eirthen, Eerthen, laatste abdis der Cisterciënserabdij Mariakamp te Assen, overl. na het jaar 1603. Zij komt voor in de schaars overgebleven oorkonden der abdij omstreeks 1555-1563 als sub-priorin, voor 1566-1570 als priorin, terwijl Cornelia van Heslingen tot subpriorin was benoemd. In 1575 was deze Cornelia priorin en Margaretha Eyrthen of Eerthen abdis van Assen. De droevigste en hachelijkste tijden waren haar deel. 1576 overleed in haar klooster de abt van Aduard, Arn. Lanth. De abdis komt voor in eene oorkonde van 20 Oct. 1580, waarbij zij met toestemming van haren vader-abt en visitator, Johannes Greven van Aduard, land verpacht, gelegen voor de Aaport te Groningen. Reeds bij den aanvang van haar bestuur verkeerde de abdij in kommervolle omstandigheden, zooals ook blijkt uit een oorkonde van den abt Johannes van Morimund, die bij zijn bezoek in Assen 1570 dien treurigen toestand opmerkte. Deze nam nog toe door de oorlogslasten, bezettingen, inkwartieringen, plunderingen en opeischingen der verschillende krijgsbenden, zoodat de abdis herhaaldelijk geld moest opnemen. Tot rentmeester der abdij Assen was Dirc Bylen, gehuwd met Geertrui Eyrthen, zuster der abdis, aangesteld door den abt van Aduard, 1588-98. Na zijn dood had zijne weduwe, woonachtig te Groningen, evenals vele anderen, groote sommen van de abdij te goed, door de abdis Margaretha als hypotheek opgenomen. De abdij Assen bleef gespaard te midden der verwoesting van de kloosters in dien tijd. Ofschoon de gebouwen ongedeerd bleven, werd het bestaan der kloostergemeente vernietigd. De abdij werd door de Gedeputeerden van Drenthe, in weerwil van den tegenstand der abdis en conventualen, opgeheven en met alle goederen en inkomsten geannexeerd. De
kloosterlingen werden ten laatste gedwongen zich naar de omstandigheden te schikken (1601). Door besluit van 30 Juni 1602 kenden de Gedeputeerden aan de abdis een jaargeld toe van 100 gulden. De overige 13 nonnen, waaronder drie converse-zusters, ontvingen 80, 65, of 50 gulden. Hetzelfde jaar werden de roerende goederen van het klooster verkocht; slechts het noodige huisraad en het keukengerief werd aan de nonnen gelaten. 1603 werd besloten, dat de nonnen gedurende haar Ieven in het convent konden blijven wonen, doch geen nieuwelingen mochten aannemen. Joosting zegt, dat veel van het archief der abdij naar elders is gevoerd, opdat het niet zou komen aan de voorstanders der nieuwe leer. De gespannen verhouding der abdis met de gedeputeerden van Drenthe, de trage vestiging van een predikant te Assen getuigen genoeg, dat de