[Etten, Susanna van]
ETTEN (Susanna van), geb. 1549 of 50, overl. 1634 te Leiden, nam den sluier aan in de abdij Leeuwenhorst O. Cist te Noordwijkerhout. Reeds kort daarna moest zij voor de geuzenbenden met de andere kloosterlingen naar Leiden vluchten, waar zij zich in 1572 met de abdis J.v.d. Does en andere zusters in het St. Michielsklooster vestigde. De jeugdige kloosterlinge had den moed om met toestemming harer abdis en vergezeld door een voornaam heer van Leiden op den middag na den moord van Cornelius Musius voor Lumey te verschijnen. Zij wist door bidden en smeeken en voor grof geld te verkrijgen, dat het lijk van den hoogvereerden prior mocht begraven worden 11 Dec. 1572. Van Heussen deelt het gerucht mede, dat bij den dood der abdis, Johanna van der Does, 20 Aug. 1574 de overblijfselen van Musius heimelijk in het graf in het koor der St. Pieterskerk zijn bijgezet. Dit is echter zeer twijfelachtig. Bij de opheffing der abdij kreeg Susanna van Etten een jaargeld van 200 gld. In 1575 zal zij evenals de gezusters Nassau, van Schoten, Conynx van Dorp en andere Leeuwenhorster nonnen haar intrek genomen hebben in het huis van Corn. van Veen, waar Musius gemarteld was. Hier woonden zij in armoedige omstandigheden. 27 Apr. 1582 koopt zij in vereeniging met Adriana en Johanna van Nassau en Anna van Lier, gewijlde nonnen van Leeuwenhorst het ‘hof van Zessen’, thans het Museum van Natuurlijke Historie aan de Houtstraat te Leiden. Na den dood der Leeuwenhorster non, Johanna van Nassau, 1611, die den titel van abdis, haar toegestaan door de Ridderschap, gevoerd had, mocht Susanna dezen titel dragen zonder staf of autoriteit tot haar dood.
In 1613 komt zij als zoodanig voor. Zij overleed in het ‘hof van Zessen’ als laatste Cisterciënsernon van Leeuwenhorst, getrouw aan het voorvaderlijk geloof, in tegenstelling met Johanna van Nassau, die overgegaan was tot het calvijnsch evangelie. Volgens van Heussen werd het geschilderd portret van Susanna bewaard te Leiden bij den boekhandelaar en drukker Petrus van der Meersch (Patranus).
Vgl.: Hist. ep. Ultraj. 520; Bijdr. bisd. Haarlem XIV, 395; X, 242-248; XX, 445, 447, 453, 454; J. Kronenburg. Neerlands heiligen in latere eeuwen (Amst. 1901) I, 31; Beschrijving v.d. oude en eedele abdie Leeuwenhorst, H.S. van P.v.d. Schelling in Sem. Warmond; Navorscher XIII, 144; Opmeer, Hist. mart. Batavicorum (Colon. 1625) 86; dezelfde, Martelaarsboek ofte hist. der holl. martelaren (Antw. Petrus Patranus, 1700) II, 143.
Fruytier