[Etten, Fernandus Joannes Petrus Gregorius van]
ETTEN (Fernandus Joannes Petrus Gregorius van), geb. te Etten bij Breda 7 Jan. 1830, overl. te Utrecht 10 Sept. 1909. Hij ving zijne studiën aan te Oudenbosch. Aanvankelijk zich getrokken gevoelend tot de societeit van Jezus, is hij toch deze orde niet ingetreden, maar begaf zich naar het seminarie te Warmond. Na volbrachte studie aldaar werd hij in 1856 priester gewijd. Achtereenvolgens was hij werkzaam als kapelaan te Amsterdam (Nicolaaskerk) 1860, Wassenaar 1861, Delft. In 1862 werd hij tot pastoor benoemd op het eiland Wieringen. Om in deze behoeftige parochie eene kerk te bouwen collecteerde hij in het geheele bisdom, maar toen hij eenmaal de gelden verzameld had, moest hij den bouw overlaten aan zijn opvolger, daar hij verplaatst werd als pastoor naar Wormer. Hier bouwde hij een nieuwe kerk en legde een begraafplaats aan. In 1879 werd hij overgeplaatst naar Delftshaven, waar hij een school opende voor jongens en meisjes. In 1888 trad hij in de orde der Augustijnen, waar hij weldra tot de hoogste posten geroepen werd. Zoo werd hij gekozen tot prior van het Monicaklooster te Utrecht en richtte daar op de Godvruchtige vereeniging van O.L. Vrouw van Goeden Raad, en nam het initiatief tot de uitgave van het Maandschrift van O.L. Vrouw van Goeden Raad. In 1898 werd hij naar Rome geroepen om den gewichtigen post van Procurator Generalis te bekleeden. In 1901 verzocht hij om gezondheidsredenen niet herkozen te worden. Wederom werd hij toen aangesteld tot prior te Utrecht en tot professor in de H. Schrift. Langen tijd ook heeft hij als provinciaal aan het hoofd gestaan der Nederlandsche Augustijnen. Ondanks al zijne drukke werkzaamheden leverde zijn vruchtbare pen tal van werken, waarvan de voornaamste zijn: De lofzang van Gods
Menschwording of het Magnificat, eene bloem in de Meimaand ('s Grav. 1860); De rots der kerk of het blijvende gezag van Petrus. Eene toelichting op Math. XVI, 18 (Amst. 1861); De wereldvisscher of de vischvangst van Petrus. Eene toelichting van Luc. V, 1 en 2 (Amst. 1861); Het hoogste gezag in Jezus' Kerk. Vier leerredenen. (Bosch 1864); De Litanie van Loreto (Bosch 1878); Het leven van Onzen Goddelijken Verlosser Jezus Christus; 8 deelen (Bosch 1874-79; 1885-87); Het leven van den H. Willebrord, of de vestiging van het Christendom in Noordelijk Nederland (Bosch 1881, 2de dr. 1893); Jezus in de Kerk, een jubellied. Twee feestliederen voor het aanstaand gouden Leo-feest (Bosch 1887); Beknopte geschiedenis van Onzen Heer Jezus Christus (Amst. 1881); Palestina, het land der twaalf stammen; 2 dln. (Utr. 1882-1886); Beknopte levensschets van den H. Willebrord (Utr. 1886); Beknopte geschiedenis van het Oude Verbond (Amst. 1888); De beknopte geschiedenis van de Handelingen der Apostelen of de stichting der kerk (Amst. 1890, 1897); Geschiedenis der Kerk gedurende de eerste eeuw of het tijdperk der apostelen; 2 dln. (Amst. 1890); Het offer en de verheerlijking van onzen goddelijken Verlosser Jezus Christus; 3 dln. (Bosch 1887); Het leven van de H. Rika van Cascia, uit de orde der Eremieten van den H. Augustinus (Breda 1900); Levensschets van den Zaligen Stephanus Betlesini. Tijdens zijn verblijf te Rome schreef hij eenige Latijnsche werken: Vita abscondita; Privilegia Regularium; Expositio praedicationum Danielis Prophetae circa tempus, quo Jezus Christus exspectandus erat et mortuus est (Romae
1901); Leven van de H. Monica, Geschiedenis van het Oude Verbond; 2 dln. (2de dr. Amst. 1903-04); De Zaturdag aan Maria gewijd of de Litanie van Loreto toegelicht (Utr.