Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 575]
| |
werden door Jan de Jong, later predikant te Gaastmeer, Surhuisterveen en St. Johannesga, en van Jelle Corvinus (de z.g.n. pepernootenkerk), schreef hij: De voor- en nadeelen van het zooveel geruchts makend Oeffeningswerk, onderzocht, getoetst en tot behoorlijke bepalingen gebracht (Leeuwarden 1801). Hiertegen verscheen weldra van een ongenoemde: De vrijheid der godsdienstige oeffeningen betoogd benevens een brief raakende de zaak van Jan de Jong, en een naricht wegens Jelle Corvinus (Leeuw. 1801). Verder gaf hij in het licht: Antwoord op den brief der Remontstr. Broederschap aan de Protestanten (Leeuw. 1797); De groote waarde der Evangelielere (Leeuw. 1798); Over de beste manier, om de Christelijke jeugd in de geopenbaarde geloofs- en zedeleer zoo te onderwijzen, dat zij al vroeg tegen de verleiding der dwalingen dezer eeuw gesterkt en beveiligd worde (in de Verhandelingen van het Haagsch Genootschap, 1810). Hij verwierf een zilveren medaille met een antwoord op een prijsvraag van het genootschap Over de gemeenzame bijeenkomsten der Christenen. Hij is tweemaal gehuwd geweest, de laatste maal met Catharina Herfst, wier vader vroedsman en schepen te Leeuwarden was. Zie: Nieuwe Algem. Konst- en Letterbode, VIII, 60; Ypey en Dermout, Gesch. d.N. Herv. Kerk IV, 229; S.D.v. Veen, De Geref. kerk van Friesl., 170; Boekzaal 1824, I, 747-749; Archief voor Kerk. geschied. V, 289-291, Visscher en v. Langeraad, Het Prot. Vaderland, III, 73, 74. Wumkes |
|