[Erkel, Joannes Christianus van]
ERKEL (Joannes Christianus van), geb. 1654, gest. 4 April 1734, studeerde theologie te Leuven, behaalde daar den titel van Licentiaat in de beide rechten (J.U.L.) en volgde in 1679 zijn oom Nicolaas van Erkel als pastoor te Delft op.
Van Erkel is niet minder dan Broedersen, die zijn opvolger werd in de herderlijke bediening te Delft, een krachtig verdediger van de rechten der Utrechtsche Kerk. In 1695 werd hij kanunnik, later ook deken van het metropolitaan kapittel, in welke waardigheid hij, tijdens het openstaan van den bisschopszetel door het afzetten van Codde, bijzonder op den voorgrond trad en ook de rechten van dit college krachtig handhaafde.
De schuilnamen, waaronder hij gewoonlijk schreef, zijn: Johan Hendrikse, Janus Palaeologus en Janus Hendrik Regthart. Enkele zijner werken verschenen in het Nederlandsch; o.a. Ruyme zedeleer van de Paters Jezuyten (1688); Vijf samenspraken tusschen Pieter Rechthart en Jan Waermond (Delft 1722-1724). De meeste echter zijn in het Latijn vervaardigd en hebben ten doel de onrechtvaardigheid der afzetting van bisschop Codde in het licht te stellen en het recht der kapittels van Utrecht en Haarlem voor het verkiezen van een eigen bisschop aan te toonen. De voornaamste dezer zijn: Assertio juris ecclesiae metropolitanae Ultrajectinae (Delft 1703, 72 bl. in -4o); Cleri romano-catholici praecipuarum in Hollandia Australi civitatum protestatio (Delft 1709, 28 bl. in -4o.); Protestatio .... asserta etc. (1710) 122 bl. in -4o); Protestatio .... denuo asserta etc. (1712, 212 bl. in -4o); Protestatio.... tertium asserta etc. (1714, 196 bl. in -4o); Causa ecclesiae Ultrajectinae (1724). Dit laatste werk bevat verschillende geschriften, o.a. een korte geschiedenis der Utrechtsche kerk, verscheidene brieven van het kapittel aan den paus, de kardinalen en aan alle bisschoppen, kapittels en universiteiten der katholieke wereld;