Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 567]
| |
19 Sept. 1820 en nogmaals 25 Juni 1829 te Groningen als student ingeschreven. Waarom dat laatste is geschied, is niet duidelijk; immers hij was reeds 26 April 1826 in de beide rechten gepromoveerd na verdediging van een proefschrift Selecta de decemviris eorumque legibus (Gron. 1826). In 1830 is hij met de Groningsche vrijwillige jagers uitgetrokken. In Oct. 1831 keerde hij met deze studenten-compagnie naar Groningen terug, waar hij ook in 1832 nog woonde en de cholera bijwoonde. Daarna moet hij rector van het Instituut Kinsbergen te Elburg zijn geweest. In 1843 werd hij benoemd tot kantonrechter te Tiel, welk ambt hij tot 1877 heeft bekleed; hij ging na zijn aftreden te Velp wonen, waar hij ook is gestorven. Bovendien was hij in 1849 na de aanneming der grondwet bij de cerste rechtstreeksche verkiezingen door het district Elst tot lid der Tweede Kamer verkozen. Na de kieswet van 1850 werd hij herkozen door het district Amersfoort. Na de April-beweging en de daarop gevolgde ontbinding der Tweede Kamer werd hij niet herkozen; ook daarna heeft hij geen zetel in de Kamer weer ingenomen. Engelen behoorde tot de liberale partij, speciaal tot de gematigde aanhangers van Thorbecke. Hij heeft zeer veel geschreven; vooral heeft hij zeer veel beschrijvingen uitgegeven van de reizen, die hij in den loop der jaren heeft gedaan, o.a. Reistogtje door een gedeelte van Duitschland in 1838 (Gron. 1839, m. pl.); Naar Parijs, Hâvre en Tours in den zomer van 1847 (Gron. 1848, m. pl.); Wandelingen door Champagne en aangrenzende gewesten in 1854, met bijl. en aant. (Gron. 1855). Veel opgang maakten ook zijn Wandelingen door Gelderland en aangrenzende Noord-Brabandsche, Limburgsche en Pruisische gewesten (Gron. 1847), waarin ook allerlei historische mededeelingen worden gedaan over de bezochte steden en dorpen. Engelen was bovendien dichter. Reeds als student gaf hij een bundel Poëzy (Gron. 1829) uit, later gevolgd door Dichtstukjes aan godsdienst en vaderland gewijd (Gron. 1832) en Dichterlijke brief aan dr. H. Riedel (Gron. 1833). Daarnaast heeft hij zeer veel vertaald, b.v. van Horatius, Janus Secundus en Walter Scott; zoo publiceerde hij onder den indruk der tijdsomstandigheden Staatshervormen. Dichterlijk vertoog, Horatius nagebootst (Gron. 1845). Ook was Engelen in zijn dagen een zeer gevierd declamator. Nog schreef hij eenige romans. Maar het best is hij bekend gebleven door zijn historische werkzaamheid. Hij publiceerde vooral veel leerboeken, die destijds veel werden gebruikt en eerst door die van Wijnne zijn verdrongen. Hij begon met een Overzicht der oude geschiedenis, inzonderheid ten behoeve der jeugd (Gron. 1836; 3e dr. 1853), gevolgd door een Geschiedenis der Middeleeuwen (Gron. 1838). Vooral bekend was zijn groot handboek, de Algemeene geschiedenis der wereld (Gron. 1840-1847, 4 dln., 5 bdn.), waaruit hij weer trok een kortere Algemeene geschiedenis, een lees- en leerboek (Tiel 1851; 2e dr. 1862). Ook voor de geschiedenis der negentiende eeuw heeft hij zeer veel gedaan; achtereenvolgens gaf hij Het jaar 1848. Geschiedenis van den dag (Gron. 1849, m. portr.) en een Geschiedenis der laatste 60 jaren van 1789 tot 1850 (Gron. 1850). Op zeer hoogen leeftijd publiceerde hij nog twee bundels, die zeer veel zijn gelezen en gebruikt: Uit de gedenkschriften van een voornaam Nederlandsch beambte over de tweede helft der achttiende en het begin der negentiende eeuw, medegedeeld door Mr. H. van A. (Tiel 1882), dat een bewerking van oude gedenkschriften was, en Herinneringen van vroeger en later leeftijd en aan gedenkwaardige landgenooten ... | |
[pagina 568]
| |
door Mr. H. van A. (Tiel 1884), die loopen van 1820 tot 1853. Zie: behalve de genoemde Herinneringen, Ned. Spect. 1899, 54 vgl. Brugmans |
|