[Eerde, Mr. Jan Rudolf van]
EERDE (Mr. Jan Rudolf van), zoon van Egbert van Eerde en Margaretha Tideman, geb. te Ten Boer 30 Aug. 1774, gest. te Groningen 10 Nov. 1835, werd na den vroegen dood van zijn vader te Groningen opgevoed. Hier werd hij ook 30 Dec. 1787 ‘tredecim annis’ als student in de rechten aan de hoogeschool ingeschreven. 16 Dec. 1795 promoveerde hij hier in de beide rechten op stellingen. Behalve van de hoogleeraren in de juridische faculteit L.C. Schroeder en Cannegieter had hij ook het onderwijs genoten van de hoogleeraren der philosophische faculteit de Rhoer, Ruardi, N.W. Schroeder en Baart de la Faille, zoodat hij algemeen in philologische en historische richting ontwikkeld werd. Vandaar dan ook, dat hij, zonder eigenlijk daartoe de bevoegdheid te hebben, reeds 17 Aug. 1794 door curatoren werd benoemd tot conrector van het gymnasium te Groningen. In 1801 werd hij benoemd tot lid der departementale commissie voor onderwijs, waarin hij met Nieuwold, Guyot en Wester heeft samengewerkt; hij heeft deze functie tot 1816 vervuld. In 1806 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de geschiedenis aan de Groningsche hoogeschool. Hij begon onmiddellijk zijn colleges, maar aanvaardde zijn ambt in het openbaar eerst 15 Juni 1808 met het uitspreken van een Oratio de historiae imprimis universalis a recentioribus excultae amplitudine et praestantia (Gron. 1808). Hij onderwees algemeene en vaderlandsche geschiedenis en ook Romeinsche antiquiteiten. Bij Kon. Besluit van 7 Febr. 1815 werd hij tevens benoemd tot bibliothecaris der academische bibliotheek, welk ambt hij tot zijn dood heeft bekleed. Als zoodanig heeft hij uitgegeven een Catalogus librorum Bibliothecae Universitats quae Groningae est secundum seriem alphabeti digestus
(Gron. 1833). Van Eerde was een man van algemeene ontwikkeling; hij bezat een uitgebreide bibliotheek, die na zijn dood voor een aanzienlijke som is verkocht. Maar hij was geen eigenlijk deskundige op historisch gebied en heeft dan ook zeer weinig van wetenschappelijke beteekenis gepubliceerd. Eenige bekendheid kreeg alleen zijn tweede rectorale rede, Oratio de Europa imperiorum jure temperatorum altrice (Gron. 1824). Hij was bovendien een man van uitgebreide, maar weinig geordende kennis; ook belette hem zijn ingeboren indolentie eenig onderwerp volledig uit te werken. In verband met deze eigenschappen liet zijn bibliotheekbeheer zeer veel te wenschen over, zoodat zijn opvolger van Limburg Brouwer in de grootste verwarring met veel inspanning orde moest scheppen. Van Eerde was 1 Febr. 1796 te Groningen gehuwd met Ella Catharina van Bolhuis, die hem overleefde.
Zie: Annales Acad. Gron. 1835/6, 19 vlg.; Alg. Konst- en Letterbode 1836, II, 50, 68, 235; Jonckbloet, Gedenkboek. Levensber. door Boeles, 115 vlg.; Huizinga, in Academia Groningana, 48 vlg.; Roos, Geschiedenis van de bibliotheek der Rijks Universiteit te Groningen, 20 vlg.
Brugmans