[Dusseau, Justus Lodewijk]
DUSSEAU (Justus Lodewijk), geb. 1824 te 's Gravenland, overl. 9 Jan. 1887 te Amsterdam. Terwijl hij in 1844 bevorderd was tot stedelijk heelmeester, werd hij, 2 Juni 1846, te Leiden ingeschreven als student in de geneeskunde en promoveerde hij, 2 Juli 1849, tot medicinae doctor na verdediging van een Dissertatio anatom. sistens disquisitionem microscopicam telae osseae. Hij vestigde zich als geneesheer te Amsterdam en in verband met zijne voorliefde voor anatomische studiën legde hij zich bij de uitoefening der praktijk ook voornamelijk toe op de mechanische en orthopaedische behandelingsmethode. Als prosector van prof. W. Vrolik was hij verbonden aan het onderwijs in de ontleedkunde aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam, en na diens dood nam hij gedurende eenigen tijd de lessen in de anatomie waar. Van 1853 af was hij directeur van het kabinet voor ziektekundige ontleedkunde van de klinische school en op 1 Jan. 1856 werd hij belast met de orthopaedisch-heelkundige armenverzorging te Amsterdam, van welke functie hij in 1868 ontheven werd, omdat dit werd opgedragen aan de docenten van de inrichting van hooger onderwijs. Als orthopaedist was hij een groot voorstander der myopathische verklaring der gebreken en daardoor ook der Zweedsche heilgymnastiek, waarvoor hij de instituten bezocht, waar deze methode werd toegepast. In 1867 heeft hij, na eene minder gunstige beoordeeling van zijn ontleedk. handboek, zijn wetenschappelijken arbeid op geneeskundig gebied gestaakt en zich uitsluitend aan de praktische uitoefening der geneeskunde gewijd.
Groot is het aantal geschriften, dat hij heeft nagelaten: Vergelijkend microscopisch onderzoek van het beenweefsel en van verbeeningen in zachte deelen, in Verhand v.h.K.N. Instituut (Amst. 1850); De scheidkunde en het microscoop, in Gids, 1850; Verbandteer van Emmert, vert n.h. Hoogd. (Leid., Amst. 1850); Over de genezing van beenbreuken door middel van callus, in Tijds. v.d. Nederl. Maats. t.b.d. Geneesk. 1851, 2de. afd., 151; Vergelijkende ziektekunde (onderzoek van twee leeuwen) in Nederl. Weekbl. v. Geneesk. 1856, IV, 145, 155; A. Hannover, Het microscoop, zijne samenstelling en gebruik, uit h. Hoogd. (Utr. en Amst. 1854); Henle's Handboek der stelselmatige ontleedkunde van den mensch, uit. h. Hoogd. (Amst. 1756-57); De mensch. Korte schets van het maaksel en de verrigtingen van den mensch in gezonden toestand (Populair geschrift) (Amst. 1857); Wunderlich's Handleiding in de studie der bijzondere ziekte- en genezingsleer, uit. h. Hoogd. (Utr. 1858); Oppolzer's Voorlezingen, uit. het Hoogd. (Utr. 1859); Lohmeyer's Algemeene heelkunde, uit het Hoogd. (1859); Schreber's Geneeskundige wenken omtrent schoolwezen en volksopvoeding, uit het Hoogd. (1869); De gymnastiek en hare toepassing op de geneeskunde, in Ned. Tijds. v. Geneesk. 1858, 1; Iets over syphilisatie, Ibid. 673; Over een nieuw ontdekte soort van gezwellen der beenderen, Ibid. 1860, 625; De orthopaedische heelkundige armenverzorging te Amsterdam gedurende de jaren
1856-60, Ibid. 1861, 305; Over de behandeling der habitueele constipatio alvi met gymnastiek, Ibid. 1864-81; Handbock der bij-