[Dupont, Franciscus Jacobus]
DUPONT (Franciscus Jacobus), geb. 2 Dec. 1830 te Rotterdam, overl. 2 Febr. 1891, aldaar, was de zoon van Jacobus Petrus Dupont en Maria Theresia van Bakel. Na de lessen van het gymnasium zijner geboortestad te hebben gevolgd, werd hij te Utrecht ingeschreven als student in de geneeskunde en promoveerde op 6 Juni 1857 tot medicinae doctor na verdediging van een proefschrift Over de onvruchtbaarheid van het vrouwelijk geslacht (Utr. 1857), 9 Dec. 1857 werd hij bevorderd tot doctor artis obstetriciae, op Quaestiones argumenti obstetrici (Traj. ad. Rh. 1857) en 11 Juni 1858 tot chirurgiae doctor, op Stellingen. Hij vestigde zich als geneesheer te Rotterdam en trad in 1859 in het huwelijk met Josepha Wilhelmina Louise Dames. Behalve met zijne geneeskundige praktijk hield hij zich bezig met onderzoekingen op wetenschappelijk gebied, vooral dat der hygiëne en in lateren tijd dat der bacteriologie, waarin hij, dank zij eene onvermoeide werkzaamheid en groote nauwgezetheid het zoover bracht, dat hij als adviseur een goeden naam verwierf en door zijn populair-wetenschappelijke voordrachten in verschillende vereenigingen er toe bijdroeg een juist begrip te verspreiden omtrent den invloed der kleinste organismen in de huishouding der natuur. Hij behoorde tot de oprichters van de vereeniging tot het verleenen van hulp aan minvermogende ooglijders voor Zuid-Holland. In vergaderingen van het Bataafsch genootschap voor proefonderv. wijsbegeerte te Rotterdam hield hij verschillende voordrachten over bacteriën, tuberkelbacillen enz. In het Natuurk. genootschap, waarvan hij mede-oprichter en gedurende vele jaren voorzitter was, behandelde hij in verscheidene voordrachten, verdeeld over de jaren 1873-82, verschillende
onderwerpen in verband staande met bacteriën, hunne levenswijze enz. Verkozen tot lid van den gemeenteraad in 1877, bleef hij zitting houden tot 1886 en was hij, o.a. door zijn advies omtrent de oprichting van een abattoir, werkzaam in het belang zijner stadgenooten. Gedurende tal van jaren was hij lid en ook voorzitter van de gezondheidscommissie en toen ook belast met het bacteriologisch onderzoek van het drinkwater. Een zelfde onderzoek verrichtte hij ook voor andere steden, zooals Schiedam, Almelo Tiel, Sneek, Dordrecht, Vlaardingen en Leeuwarden. In 1885 bezocht hij Kopenhagen en Berlijn met het doel kennis te nemen der inrichtingen voor bacteriologisch onderzoek. In Febr. 1889 verloor hij ten gevolge van een brand in het pand, waar hij woonde, instrumenten, boeken en alles wat hij in aanteekeningen enz. op wetenschappelijk gebied verzameld had en hoewel zijne vrienden hem in staat stelden veel van het verlorene terug te krijgen, was toch zijn werkkracht en lust tot wederopbouw van zijn werk geknakt en had ook zijne gezondheid zooveel geleden, dat hij niet meer is gekomen tot het wederopvatten van zijnen wetenschappelijken arbeid. Enkele geschriften liet hij na: Onderzoekingen over voedingsstoffen van bacteriën in verband met de scheikundige sa-