bij het aanstellen van een derden bisschop en in 1763 bij het houden van het concilie van Utrecht. De historische voorrede der akten van dit concilie is van Dupac. Kort daarna (1765) schreef hij Histoire abrégée de l' Eglise métropolitaine d' Utrecht. Dit werk, dat in 1852 te Utrecht bij J.A. van Woestenberg in derde, verbeterde en vermeerderde uitgaaf verscheen en nog als een standaardwerk van de geschiedenis der kerk van Utrecht gelden mag, was oorspronkelijk bedoeld om als bijdrage voor de kerkelijke geschiedenis een deel uit te maken van een grooter werk Histoire générale de la Hollande. Het goed recht dezer nationale Kerk tegenover aanvallen van de Roomsche Curie wordt hier aan de hand van overtuigende bewijsstukken door dezen Franschman in het licht gesteld. Hare geschiedenis was hem lief geworden, zoodat hij zijn geheele leven verder in haar dienst stelde. Zijn afkomst en zijn canonicaat der kerk van Lyon, dat hij echter slechts 2 jaar bekleedde, doch waaraan hij den titel van ‘graaf’ ontleende, gaven hem toegang tot de hoogste kringen in kerk en maatschappij. Zoo was hij in briefwisseling met vele geleerden en personen van aanzien in Duitschland, Oostenrijk, Italië, Spanje, Portugal, en Frankrijk, en bleef hij op de hoogte van al wat er belangrijks gebeurde op kerkelijk gebied. Hij deed hiervan mededeeling in de Nouvelles Ecclésiastiques, een kerkelijk blad, dat van 1727-1803 te Parijs en Utrecht verscheen. Honderden, gedeeltelijk onuitgegeven, brieven van en aan hem berusten nog in het archief van de Cleresie te Utrecht en Amersfoort.
Niettegenstaande deze drukke correspondentie vond hij den tijd om belangrijke werken uit te geven. Zoo verscheen van zijn hand in 1767: Supplementum ad varias collectiones operum Z.B. van Espen, waarin een zeer uitvoerig leven van dezen beroemden Leuvenschen Canonist gevonden wordt en een uiteenzetting van de rechtsbeginselen, die van Espen voorstond. Zijn voornaamste werk echter, een arbeid van 20 jaren, is geweest de complete uitgaaf van de werken van Antoine Arnauld in 44 kloeke kwartijnen, benevens het leven van dezen theologant en een register op zijn werken (Lausanne 1775-82). Mag reeds de uitvoering van zulk een werk een reuzentaak heeten, de waarde hiervan wordt verhoogd door de historische gegevens en opmerkingen, waarmede de verschillende onderwerpen worden ingeleid. De groote gebeurtenissen op maatschappelijk en kerkelijk gebied uit de dagen van Arnauld (1612-94) worden bijgebracht tot opheldering van de betreffende geschriften.
Toen hij in 1774 meende alles voor den druk gereed te hebben, verliet hij tijdelijk zijn nieuwe vaderland Holland en trok door Duitschland, Oostenrijk en Italië naar Lausanne om de zaak ten uitvoer te brengen. Deze reis, waarop hij wederom in aanraking kwam met de beroemdste katholieke geleerden van dien tijd, gebruikte hij nog bijzonder om in Rome de zaak der Kerk van Utrecht bij den Paus zelf te bepleiten. De tijdsomstandigheden waren gunstig onder Clemens XIV. Uit verschillende landen waren stemmen opgegaan ten gunste van de Cleresie, o.a. van de keizerin Maria Theresia, bij wie Dupac voor dit doel in gehoor ontvangen was. De dag was reeds bepaald waarop hij bij Clemens XIV zou worden toegelaten, toen de Paus plotseling ziek werd en eenige dagen later overleed. Zie hiervoor Coup-d'oeil sur l'ancienne église de Hollande et récit de ce qu'on a fait sous Clément XIV pour concilier cette église avec la Cour de Rome, publié d'après les manuscrits inédits de G. Du Pac de Bellegarde,