[Doornik, Jan Gerard]
DOORNIK (Jan Gerard), overleden te Amsterdam 28 Oct. 1807 (?), hoofdzakelijk bekend als vertaler van fransche tooneelstukken. In het voorbericht van den 2en druk van zijn Beverley spreekt hij van zichzelf als ‘in 1780 nog jong zijnde’, zoodat men zijn geboortejaar op ongeveer 1765 zou kunnen stellen; levensbijzonderheden zijn mij overigens niet bekend. Uit de uitvoerige voorrede van zijn Timoleon - de eenige die eenigszins van belang is - teeken ik aan zijn opvatting dat ‘het allereerste vereischte van een tooneelspel moet zijn dat het eene goede zedeleer bevat’. Als letterkundige schijnt hij mij niet boven zijn tijdgenooten uit te munten. Zijn werken, alle te Amsterdam verschenen, zijn de volgende: Beverley of de gevolgen der speelzucht, burgertreurspel, gevolgd naar Saurin (1781, 1785 en 1800); Het verloren lam, treurspel naar Anseaume (1783); Oud en Nieuw Nederland. Lierzang naar het italiaansch van Medini (1784); Gaston en Bayard. Treurspel naar De Belloy (1785 en 1788) (in den 2. druk ontbreken de Historische aanteekeningen); Pedro de Wreede, koning van Kastiliën, Treurspel naar De Belloy (1788); Korte levensschets van Pedro de Wreede.... en historische aanteekeningen op het treurspel van dien naam (1788); De oude vryer, blyspel naar De Buisson (1791); De graaf van Sternfeld. Tooneelspel (1791); De krygskunst, in zes zangen, naar het fransch van Frederik II, koning van Pruissen (1793); De gelykheid der menschen en de pligten daaruit voorvloeijende, dichtstuk naar het latijn van Jeron. de
Bosch (1794) (blijkens de voorrede naar een nederlandsche prozavertaling van de Bosch. D. zelf was ‘der latijnsche taale onkundig’); Timeleon, treurspel naar Chénier (1796). Voorts bevatten bijdragen in poëzie de Lykdichten ter gedachtenisse van Bern. de Bosch (1786); de Lykdichten ter ged. van Lucr. Wilh. van Merken (1790) en Ter gedachtenis van Jac. Hinlopen (z. pl. 1803). Verder bezit de Mij. der Nederl. Letterk. een blaadje: Op de pokaal toegewijd aan J.J. van Beaumont (1796), waarin een zesregelig gedichtje van D. In de Kleine dichterlijke handschriften (Amst. 1788 etc.) komen van zijn hand de volgende gedichten voor: De reden, naar Rousseau (I, 43); De beste keus (II, 33); De zeevaart, uit het Deensch (van C.B. Tullin, III, 1); De gierigheid (VI, 17); (Columbus in zijn gevangenis.... naar De Langeac (VII, 1); Op het afsterven van Iz. de Clercq (VIII, 155); dezelfde geschriften vindt men in dl. II der ‘Nieuwe beknopte uitgave’ van deze verzameling. Een bloemlezing bevat de Keur van Ndl. letteren (c. 1830), 2e jrg. 46.
De Biogr. wdbken van van der Aa en van Frederiks en v.d. Branden verwarren D. met den wijsgeer en natuurkundige Jacob Elisa Doornik.
Ebbinge Wubben