benoemd tot amanuensis aan de academische bibliotheek aldaar, welk ambt hij tot zijn dood toe heeft vervuld. Met zijn ambtswerk aan de bibliotheek ging gepaard een ijverig onderzoek in de handschriften en boeken, daar bewaard, en in de provinciale, stedelijke en kerkelijke archieven te Utrecht. Dodt was een echte snuffelaar, die zeer veel aan het licht heeft gebracht en verzameld en ook anderen door zijn groote kennis van allerlei bijzonderheden over de geschiedenis van Utrecht groote diensten heeft bewezen. Zeer veel heeft hij ook gepubliceerd in de Alg. Konst- en Letterbode, den Recensent ook der Recensenten, het Tijdschrift voor geschiedenis, oudheden en statistiek van Utrecht (van van der Monde), het Tijdschrift voor het zeewezen (van Pilaaren Obreen), de Verhandelingen en berigten betrekkelijk het zeewezen (van Tindal en Swart), het Letterlievend maandschrift, de Berigten van het Historisch Gezelschap (Genootschap), het Archief voor kerkelyke geschiedenis, de Godgeleerde bijdragen enz. Zijn voornaamste publicatie was het Archief van kerkelijke en wereldlijke geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht (Utrecht 1838-1847, 7 dln. 40.; met vervolg van A.M.C. van Asch van Wijck, 1848-1853, 3 dln. 40). Dit archief is een schatkamer van verhandelingen en documenten, voornamelijk over de geschiedenis van Utrecht; als zoodanig heeft het nog altijd waarde en wordt het ook steeds geraadpleegd. Van zijn andere, afzonderlijk verschenen, studiën moeten nog worden genoemd: Berigt omtrent handschriften van werken over de geschiedenis van Nederland, samengesteld uit het Archiv für ältere deutsche Geschichte
(Utrecht 1834); Repertorium dissertationum Belgicarum ... ab anno 1815 usque ad annum 1830 (Ultraj. 1835); Pogingen om eene meer grondige beoefening der geschiedenis van Nederland voor te bereiden (Utrecht 1837), dat een bibliographie is van uitheemsche geschiedwerken over den Nederlandschen opstand.
Zie: Hand. Lett. 1848, 29 vlg.: Alg. Konst- en Letterbode 1847, II, 225 vlg.; Kron. Hist. Gen. IV, 56 vlg.
Brugmans