[Dissel, Dr. Elie François van]
DISSEL (Dr. Elie François van), geb. te Huppel, gemeente Winterswijk 27 Juli 1832, overl. te Warmond 17 Sept. 1908, was de zoon van den geneesheer J. van Dissel en werd door zijn vader bestemd om theoloog te worden. Hij studeerde in dat vak te Utrecht, en deed niet alleen de verschillende examina, maar promoveerde in 1856 in de theologie. In datzelfde jaar ging hij aan de Koninklijke Akademie te Delft studeeren. Hij verliet deze inrichting in 1859 met het diploma van civiel ingenieur, niettegenstaande teekenen hem geheel vreemd was; zijne groote vlugheid en energie deden hem over alle moeilijkheden zegevieren.
Hij werd met ingang van 1 Oct. 1860, dus bij de eerste benoemingen, adjunct-ingenieur bij den aanleg van de Staatsspoorwegen, en werd te Urecht geplaatst op het bureau van den eerstaanwezend ingenieur van Diesen, terwijl hij ook veel terreinwerk verrichtte.
Reeds met ingang van 1 Febr. 1862 werd hij benoemd tot sectie-ingenieur. In 1864 werd hij ook onder denzelfden chef belast met den aanleg van de spoorwegbrug te Zalt-Bommel. De bovenbouw was volgens het algemeene toen gebruikelijke type, de onderbouw draagt den stempel van van Dissel door den eenvoud en de forschheid, zoodat de pijlers den indruk geven van rotsen, die uit het water oprijzen.
Toen dit werk voltooid was, werd van Dissel in 1869 naar Rotterdam overgeplaatst, waar hij onder de leiding van den eerstaanwezend ingenieur Michaëlis belast werd met het ontwerpen en uitvoeren van de werken in de stad, waartoe behoorden: de vaste brug over de Schie, de viaducten der Binnen-Rotte, de draaibruggen over de Wijn- en Scheepmakershavens, het Beursstation en het Post- en telegraafkantoor. Toen deze werken ongeveer voltooid waren, werd hij in 1876 benoemd tot ingenieur van het hoogheemraadschap Rijnland, welke betrekking hij bekleedde totdat eene oogziekte hem in 1905 noopte, zijn ontslag te nemen.
In 1877 werd hij benoemd tot lid der Staatscommissie voor den Rotterdamschen Waterweg. Hoewel geen deskundige op dit gebied, heeft hij in deze commissie eene rol gespeeld, vooral doordat hij de verzorging van haar beide verslagen op zich nam; de voornaamste technische kracht in de commissie op het gebied van rivieren was Rose.
In 1878 was hij de drijvende kracht voor eene belangrijke verhooging en verzwaring van den Lekdijk Bovendams, aan welk werk Rijnland eene groote som bijgedragen heeft.