[Denemarken, Elisabeth van of de]
DENEMARKEN (Elisabeth van of de), abdis der Cisterciënserabdij St. Servaas te Utrecht, overl. 11 Maart 1495 in hare abdij. Zij werd gekozen als opvolgster van de abdis Mechtilda Jutfaas, overl. 23 Jan. 1482 (III kol. 656) en deze keuze werd bevestigd door den abt van Oude-Kamp. Henricus van Calcar, die haar spoedig daarop installeerde en den staat des kloosters overgaf, 16 Maart 1482. Bij den aanvang van haar bestuur verkeerde de abdij in welstand en bestond uit 32 nonnen en een novice. Weldra kwamen vele rampen de abdij teisteren. Geweldige stormen en overstroomingen deden veel schade aan de eigendommen van het klooster. Vooral leed de abdij bij de belegering van Utrecht door keizer Maximiliaan; hare hoeven werden geplunderd, de akkers verwoest en het vee geroofd, zoodat alle bronnen van inkomsten ophielden, en de abdis genoodzaakt was aan den abt van Kamp verschillende renten te verkoopen, 1484. Ook woedde in het klooster de pest, waaraan de biechtvader, Michaël van Venray, sinds 1453 monnik van Kamp, overleed, 1484. De naam der abdis komt niet voor in het uitgegeven Necrologium van St. Servaas; de namen der kloosterlingen van dit tijdstip werden er niet meer aangeteekend. Hierdoor is men in het onzeker over de familie der abdis. Zij behoorde zekere tot het geslacht van Denemarken, dat in dien tijd veelvuldig voorkomt.
Zie: A. Matthaeus, Fund. et fata eccl. 267-269, 272; M. Dicks, Die Abtei Camp (Kempen 1913) 409, 578.
Fruytier