[Crol, Johannes Baptista]
CROL (Johannes Baptista), geb. te Brussel 14 Oct. 1745, overl te Dordrecht 9 Jan. 1823. Hij verloor reeds vroeg zijn ouders, en werd door zijn voogden toevertrouwd aan de leiding van den kundigen Rotterdamschen heelmeester Marinus Schouten. Deze leerde hem de klassieke talen, terwijl hij zich door eigen studie in het engelsch en hoogduitsch bekwaamde, en van Steenstra onderwijs in wiksunde ontving. Aldus met vele bekwaamheden toegerust, werd hij scheepsdokter, en stevende langs de kusten van Europa en Afrika. Na een verblijf te Algiers in Europa teruggekeerd, studeerde hij te Parijs een tijd in de heelkunde. Als chirurgijn-majoor werd hij daarna geplaatst bij het regiment van den graaf van Bylandt. Daarna vroeg en verkreeg hij verlof, om te Leiden zijn studiën voort te zetten en te promoveeren. De doctorale waardigheid werd hem aangeboden ‘more majorum met de kap’, een eer, welke hij te kostbaar keurde. Hij verdedigde 12 Maart 1777 in het openbaar in uniform een verhandeling over het geoorloofd gebruik van brandmiddelen in sommige ziekten. Crol werd daarna benoemd tot lector in de ontleed- en heelkunde te Dordrecht, welken post hij 29 Juli 1778 met een redevoering in de Waalsche kerk aanvaardde. Tevens werd hij schoolverzorger, voorzitter der geneeskundige stedelijke commissie, en ondervoorzitter der