Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 334]
| |
Provinciale Rekenkamer; in 1644 secretaris der Staten en in 1649 raadpensionaris van Zeeland. Behalve de rechtsgeleerdheid en staatkunde beoefende hij ook met goed gevolg de godgeleerdheid en de letteren; dat hij in de geschiedenis niet onbedreven was, blijkt uit zijn latijnsche opdracht aan de Zeeuwsche Staten, geplaatst voor J. Eyndius, Chronicon Zelandiae (1634). Tevens was hij een niet onverdienstelijk dichter. Hij was gehuwd: 1o. 6 Febr. 1619 met Maria Roels, dochter van Tobias R. (III kol. 1083); 2o. 1656 met Maria le Sage, wed. Mr. Pieter de Vroe. De volgende werken zijn van hem afkomstig: Proverbia of de Spreucken van Salomon, in alle duystere plaetsen uytgeleght en verklaert en uyl het Hebreeuwsch vertaeld (Midd. 1619); de Grondsteenen van een vaste Regeringe geleght en uytgestelt tot beright en nuttigheid van alle goede Patriollen en Vadertanders (Midd. 1621; 2de dr. Gorinch. 1661); Hemelsfeest ofte Godsvruchtige Roeringen; inghevallen bij gelegentheyl van de betrachtinghe van Christi heylighe Maeltydt (Midd. 1621); Emblemata of Zinne-werck: voorgestelt in Beelden, gedichten en breeder uytlegginghen, tot uytdruckinghe en verbeteringhe van verscheydene feylen onser eeuwe (Amst. 1624); Nieuwe Wijn in oude lederzacken bewijzende in spreeckwoorden het vernuft der menschen ende 't gheluck van onze Nederlandsche Taele (Midd. 1636); Zielsgerechten, toegemaeckt met Hemelsche Speceryen, gehaelt wyt de kostelyke Winckel der Goddelycke schriften, vermeerdert met Geestelyck banketwerk (Middelb. 1643; 2e dr. Leeuw. 1660); De CL Psalmen Davids, uyt de Hebreeuwsche in de Nederlandsche tale van woord tot woord overgeset (in gemeeten. onrym) en met de nieuwe oversettinge des Bybels overeenkomende (Midd. 1644); van welk werk een verbeterde druk verscheen onder den titel: Davids Psalmen, gedicht van aen d' eene zijde door P. Dathenum, aen d'ander zyde door J. de Brune enz. nu met de tweede druck, van veers tot veers, geheel verbetert, en op een vloeyende mate, naer de oude wyzen gestelt (Amst. 1650); Salomon's Hoogtied, met verklaringhe van de historische ende letterlicke zin (Midd. 1647); Berymde Keurspreucken van Salomon verklaard in 't Handboek van J. de Mey (1650); eindelijk: Bancketwerk van goede Gedachten, 2 dln., waarvan het 1e deel in 1657 en het 2e in 1660 te Middelburg het licht zag; het 1e deel werd toen herdrukt. Behalve deze werken, die niet alleen blijk geven van veel geleerdheid maar ook in een goeden stijl geschreven zijn, vindt men van dezen schrijver nog eenige gedichten in den Zeeuwschen Nachtegaal, voor boeken van anderen en elders. Voorts heeft hij het ontwerp gemaakt van een gedenkpenning, dien de Staten van Zeeland na het eindigen van de Groote Vergadering te 's Gravenhage in 1651 lieten slaan. Th Matham graveerde zijn portret naar W. Eversdijck (1656). Het staat vóór het Bancketwerk. Zie: Smallegange, Cronyk van Zeeland I, 327, 426, 427 en 707; de la Rue, Gelett. Zeel., 41-46; Wagenaar, Vaderl. Hist. XII, 148; Scheltema, Staatk. Nederl. i.v.; Witsen Geysbeek, Biogr. Woordenb. i.v.; van Kampen, Gesch. Ned. Lett. en Wetensch. I, 203; Collot d'Escury, Holl. Roem II, A, 233 en 234; Nagtglas, Levensber. v. Zeeuwen i.v. en Kalff, Gesch. Ned. Letterk. IV, 389. Zuidema |
|