Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4

[Bruin, Florentius de]

BRUIN (Florentius de), of de Bruine, zoon van Franco de Bruin en van Maria Verbeek, geb. in 1650 te Gorinchem, waar zijn vader schepen was, ald. overl. 5 Juli 1724; studeerde te Leiden (ingeschr. 14 Sept. 1665) en daarna te Utrecht (ofschoon hij in het Utrechtsche Album Studiosorum niet voorkomt), van waar hij met loffelijke getuigschriften van de hoogleeraren Burman en Essenius naar huis keerde en 27 Augustus 1675 door de classis van Gorinchem tot den predikdienst werd toegelaten. Gedurende tien maanden van het jaar 1678 diende hij als veldprediker bij het regiment van den graaf van Hoorne; werd 21 Febr. 1680 te Schelluinen beroepen en in 1690 te Gorinchem.

Hij was een geleerd man, want behalve zijne groote kunde in de Hebreeuwsche taal, was hij buitengewoon ervaren in de Joodsche, Grieksche en Romeinsche oudheden, in de kerkhistorie enz.; de werken door hem nagelaten zijn: Over-

[p. 328]

eenstemming der Evangelien. (Leyd. 1690); De ontvouwing van den XLVI Psalm (Leyd. 1698); De Eeuwspelen der oude Romeinen (Amst. 1703); De emendandis temporum Hebraeae linguae anomatis enallagisve, Dissertatio epistolaris (1703).

Hij liet in hs. na: Israëls en Juda's Koningen en Kronyken in overeenstemminge gebracht, dat echter niet uitgegeven schijnt.

Hij was gehuwd met Anna Eckhout, bij wie hij vader was van Franco de Bruin, geboren te Schelluinen, overleden 26 Jan. 1763 als predikant te Amsterdam, en Florentius Adrianus de Bruin, 1725-67 predikant te Nieuwland.

Zijn portret op een familiestuk door J. van Dalen bij de dames de Bruin te Rhenen.

Zie: Visscher en v. Langeraad Het Prot. Vaderland I, 666.

Molhuysen