betrekking met een redevoering ten betooge, dat men de inrichting der gymnasiën en Latijnsche scholen in ons land niet moest aanpassen aan den geest der Eeuw. Ten gevolge van de nieuwe verordeningen op het hooger onderwijs in 1815, waarbij voor het rectoraat der gymnasiën in groote steden een academische en wel de doctorsgraad vereischt werd, benoemde de Senaat der Leidsche hoogeschool den bekwamen en verdienstelijken Bosse, 24 Oct. 1818, tot Philos. theor. mag. et Litt. hum. doctor.
In 1838 zag B. zich wegens ziekte genoodzaakt zijn post neer te leggen. Salve honore et stipendio zijn emeritaat verkregen hebbende, vertrok hij in Mei daaraanvolgende naar Amsterdam; na een ziekte van weinige dagen overleed hij.
Bosse was sinds 1806 gehuwd met Charlotte Dorothea Schneither, die hem een zoon en een dochter (Charlotte, gehuwd met den prof. in de Botanie W.H. de Vriese) schonk.
Van Bosse's geschriften noemen wij: A.H. Niemeyer, Over het lezen van Grieksche Dichters ter ontdekking der trapsgewijze ontwikkeling van zedelijke denkbeelden; eene bijdrage tot de onderwijskunde, uit het Duitsch vertaald (1799); Programma de Gymnasio Leidensi (1810); Geographiae Antiquae compendium, in usum scholarum (1818; ed. secunda auctor et emendatior, 1826); Antiquitatum Romanarum brevis descriptio, olim ex G.H. Nieuwpoortio concinnata, nunc in usum praecipue Scholae Goudanae per quaestiones distincta (Edit. quarta 1828), bij welke uitgave Bosse een Supplementum Annotationis voegde.
Zijn portret is gelithographeerd door Mourot.
Zie: Bergman, Levensschets van Frans Antonie Bosse (1841), ook geplaatst in de Alg. Konst- en Letterb. voor 1840, dl. I, en Nagtglas, Levensber. v. Zeeuwen I, 67.
Zuidema