[Bosch, Cornelis Jacob van den]
BOSCH (Cornelis Jacob van den), tweede zoon van Iman Jacob (kol. 240), geb. te 's Gravenhage 1 Juli 1772, overl. 22 Mei 1812 te Haarlem, bezocht de Latijnsche school zijner geboorteplaats en ging later naar het Gymnasium te Lingen, om zich voor de hoogeschool voor te bereiden. Toen hij daar was, overleed zijn vader in 1788, waardoor hij genoodzaakt werd zijne studie te laten varen. Hij begaf zich in het zelfde jaar in 's lands zeedienst, en vertrok als cadet in 1788 naar Oost-Indië. Aldaar tot luitenant bevorderd keerde hij in 1792 in het vaderland terug, werd op de Schelde op een der kanonneerbooten geplaatst, om het doordringen der Franschen te beletten. Bij het beleg van Willemstad door hen gevangen genomen, werd hij wel spoedig uitgewisseld, doch de krijgsdienst stond hem zoo zeer tegen, dat hij besloot zich opnieuw aan de studie te wijden. Als leerling nam hij in 1793 dienst bij den apotheker Olivier te Amsterdam; na drie jaren oefening vertrok hij naar Göttingen, legde zich aldaar op de geneeskunde toe, en werd in 1800 tot dokter bevorderd. Bij zijne terugkomst van die akademie ontving hij van zijn broeder Gualtherus Jacob (II kol. 218) eene volledige verzameling van stukken betreffende de koepok-inenting, met den raad zich daardoor ingang te verschaffen. Hij gedroeg zich daarnaar, vestigde zich te Haarlem, en binnen het jaar vaccineerden ook zijne hevigste tegenstanders; die overwinning ontsloot hem eene uitgebreide praktijk.
Hij liet bij zijne echtgenoote Margaretha Christina Schneevoogt een zoon en vijf dochters na.
Molhuysen