[Boon, Joan Michiel]
BOON (Joan Michiel), zoon van den voorg. en Elisabeth Bock, geb. te Rotterdam 1727, had, na opgeleid te zijn door zijn vader, te Helmstad gestudeerd. In 1749 proponent, was hij in 1750 te Amersfoort beroepen. Reeds den 25. Febr. 1752 begeerde men hem te Delft, waar hij 9 Nov. 1766 de kerk en 18 Oct. 1767 het orgel inwijdde met leerreden over 1 Kon. 8: 27 - 30 en Ps. 149: 1, 2, 3. Hij was een voorstander van het nieuwe gezangboek van C. Beudeker, dat in 1748 was verschenen en in verschillende gemeenten ingevoerd, waarin oude vertalingen waren verbeterd en nieuwe liederen opgenomen; dit bezorgde hem - sedert 1766 - in zijn gemeente veel moeite, daar zij aan het oude boek van J.v. Duisberg gehecht was. Had hij tot nu toe nominaties en beroepen afgeslagen, toen hij in 1774 weer naar Rotterdam werd beroepen, ging hij er heen en arbeidde er tot 1787, toen hij tot herstel van gezondheid rust van dienst had gekregen. In Maart 1788 nam hij emeritaat, daar hij gevaar liep wegens zijn bemoeienissen met staatsaangelegenheden uit zijn ambt ontzet te worden. Hij vestigde zich in Amsterdam en liet zich daar kennen als een beslist voorstander van de rechtzinnige strooming, getuigen zijne uitgegeven brochures. Na eenige jaren keerde hij naar Rotterdam terug, waar hij 12 Febr. 1804 overleed.
Verschillende kleine geschriften zijn door hem uitgegeven, die hem doen kennen als een man, die aan de zijde der rechtzinnigen stond:
Brief aan den W Ew. en Zgl. Heere Archibald Maclaine, Doctor der H. Godgeleerdheid (Delft 1773, 2e dr. 1773); Brief aan de Schrijvers van de Hedendaagsche Vaderlandsche Letteroefeningen (Delft 1773); Voorrede voor J.P. Hildebrands vertaling van J.T. Buddeus, onderwijs in de leerstukken der godgeleerdheid (Rotterdam 1786, 1787); Aanmerkingen op ‘A. Sterk's Predikatie over de H. Drieéénheid,’ (Rotterdam 1787); Ernstige verdediging van de aanmerkingen op eene leerrede over de Bewijzen voor de leere der H. Drieéénheid, gehouden te Amsterdam door A. Sterk. tegen deszelfs toetse in het licht gegeven (1789); Wederlegging van het waare oogpunt, waaruit naar de leere des Bijbels het leerstuk van Christus verzoendood moet beschouwd