[Boon, Georgius van der]
BOON (Georgius van der), geb. te Delft omstreeks 1572, overl. te Praag 16 Nov. 1636. Uit protestantsche ouders geboren, kwam hij op jeugdigen leeftijd naar Bohemen en werd tot den katholieken godsdienst bekeerd door de Jezuïeten, bij wien hij zich, 24 jaar oud, aansloot. Het grootste deel van zijn volgend leven was hij met het beheer der goederen zijner orde in Bohemen belast, en bewees in die betrekking de gewichtigste diensten, zoowel aan afzonderlijke huizen als aan de geheele Boheemsche orde-provincie, die in 1623 van de Oostenrijksche provincie werd afgescheiden, en welker eerste procurator of zaakverzorger hij werd. Tegelijk werd hem de zorg toevertrouwd voor de tijdelijke aangelegenheden van het St. Clemenscollege en het professenhuis te Praag, dat in 1623 was begonnen en zijn vestiging en instandhouding vooral te danken had aan B.'s ijver en bedrevenheid. De rampen van den 30-jarigen oorlog en de invallen der Zweden maakten zijn taak zeer zwaar. Tweemaal gedurende zijn verblijf te Praag, in 1618 en 1631, werden de Jezuïeten verdreven en hun huizen geplunderd, en slechts met de grootste moeite kon hij zijn ordebroeders het noodzakelijke bezorgen. In eerstgenoemd jaar werden in zijn nabijheid de twee stadhouders door de oproerige Stenden uit de vensters van den burg geworpen. Uit het verhaal van dien opstand, dat hij als ooggetuige te boek stelde, blijkt hoe hoog hij als zielzorger en raadsman bij den katholieken adel stond aangeschreven. Doch ook de armen vonden in hem een trouwen helper. Honderden andersdenkenden bracht hij tot de katholieke Kerk terug. Hij werd begraven in den grafkelder onder de Maria-kapel, die hij had opgericht en versierd. Het bovengenoemd verhaal van den ‘Fenstersturz’ is uitgegeven in
Sborník historického krowz̆ku VIII (1907) en IX en gebruikt door Kroess in zijn Geschichte der Böhmischen Provinz der Gesellschaft Jesu (Wien 1910) I, 486 v., 917-32; zie ook: Schmidl, Historia Societatis Jesu Provinciae Bohemicae (Pragae 1747-59) II, 7; IV, 352; de Guilhermy, Ménologe d.l. Comp. de Jésus, Assistance de Germanie, 2e Série (Paris 1899) II, 441.
van Miert