[Apel, Karel Frederik Ternooy]
APEL (Karel Frederik Ternooy), zoon van Willem (die volgt), werd geb. te Vreeswijk 26 Jan. 1829, studeerde van 1848 tot 1853 te Leiden in de theologie, onder Kist, Scholten en van Oordt, en werd achtereenvolgens predikant te Rockanje (1854), Koog aan de Zaan (1856), Delft (1859) en Amsterdam (1860), waar hij 6 Sept. 1892 overleed. Hij was de moderne richting toegedaan en stond, evena s zijn vader, bekend als een welsprekend redenaar. Ook als herder zijner gemeente was hij zeer geacht.
Hij schreef onder meer: Het verlangen naar de bevrediging onzer lichamelijke bchoeften (1861); Feestrede op den gedenkdag van Neerlands 50 jarige onafhankelijkheid (1863); Wij zijn Gods medearbeiders. Toespraak ter inleiding van de 13de algemeene vergadering der Evangelische Maatschappij (1865); Het heerlijk loon der liefddadigheid (1871); Gave der Liefde (1872); Feestrede bij het 75 jarig bestaan van het Nederl. Zendelinggenootschap, 17 Juni 1872 (1873); Godsdienst en Maatschappelijk leven (1878) en Toespraak bij mijn 25 jarige Evangeliebediening te Amsterdam (1885). Verder vindt men bijdragen van hem in verschillende tijdschriften, als de Gave der Liefde, Vliegend blad over socialisme, de Vrijheid, de Wekstem, het Christelijk Album, de Evang. Volksalmanak, Nieuw Leven enz.
Zijn portret is gelithographeerd door L. de Koningh Jr.
Zie: Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderland I (1903), i.v.
Een zoon van dezen predikant was Marie Jacques Ternooy Apel, de bekende tooneelspeler, geb. in 1867, overl. 1912. Hij bezocht het Amsterdamsch gymnasium, ging daarna in den boekhandel, richtte in 1888 een eigen uitgeverszaak in A'dam op, die echter maar kort bestond, en verbond zich in 1890 als tooneelspeler bij het gezelschap van de Vos en van Korlaar, later bij dat van de la Mar te Amsterdam. Ook als tooneelcriticus en als schrijver van novellen, gedichten en tooneelspelen is deze zoon bekend.
Men zie over hem o.a. Boon's Magazijn IX (1903), 102.
Zuidema