verlaten hadden, liet hij zich 3/13 Juni 1674 als student in de medicijnen inschrijven en promoveerde 5 Juni tot doctor op een dissertatie De Vertigine. Vondel maakte er een gedichtje op ‘Op de Draeyinge van het hooft’. Mei 1674 was Buysero naar Rotterdam vertrokken, waar hij wegens Zeeland zitting nam in het college der admiraliteit van de Maas, en zijn vriend Antonides weldra een post als eerste klerk ter secretarie wist te bezorgen, daarmee ook een vrij onbezorgd bestaan. Onze dichter vestigde zich dus te Rotterdam en bleef in nauwe betrekking tot zijn beschermer en diens familie - hij bezong alle familie-gebeurtenissen van eenig belang en ging meermalen met hem op reis. Zoo in 1674 toen hij met B. in Middelburg was, waar in een herberg de bekende ontmoeting plaats had met den beruchten dichter Beronicius (Oud- Holland IX, 1891, p. 19). In Nov. 1678 huwde hij Suzanna Bormans, zuster van Ds. Petrus Bormans. Na zijn huwelijk, zelfs reeds al nà zijn IJstroom, produceerde hij weinig meer: het zijn meest bruilofts-, verjaars-, lijkdichten enz. wat we van hem uit dien tijd hebben. Gelijk het verhaal gaat, verwachtte men toen een soort Pauliade of Leven van Paulus van hem, zelfs Vondel schijnt hem meermalen daartoe aangezet te hebben, maar deels zijn gezondheid, deels godsdienstige overwegingen hebben hem er van af gehouden. In 1684 openbaarde zich keeltering, waaraan hij 18 Sept. 1684 overleed, door zijn tijdgenooten als een der grootste dichters betreurd, en in 'n onnoemelijk aantal grafdichten bezongen. Misschien is hij voor grooter moeilijkheden gespaard gebleven: kort na zijn dood kwamen er reusachtige knoeierijen bij de admiraliteit aan 't licht, een geruchtmakend proces volgde en
het einde was de veroordeeling van tal van hoogere en lagere ambtenaren. Buysero schijnt er onschuldig aan geweest te zijn en ook A.'s naam komt in de processtukken niet voor.
Hij werd in de Groote Kerk te Rotterdam begraven. Zijn weduwe, later door haar lichtzinnig gedrag in opspraak gekomen, was eerst verloofd met den dichter Joan van Broekhuizen (zie dit deel) en hertrouwde Mei 1686 met Johan van Broeckhuysen van Amsterdam, kapitein in garnizoen aldaar. Zij overleed 23 Jan. 1696 (cf. Tijdschrift voor Ned. Taal en Letterk. X (1891) blz. 63).
Na zijn dood, in 1685 gaf zijn vader Antoni Janssen zijn verzamelde gedichten uit, voorzien van een korte levensbeschrijving. (Slechts enkele gelegenheidsverzen ontbreken, o.a. dat op den bruiloft van Iman Mogge en Constance Thibaut, te Zierikzee in 1678). Er verschenen vier drukken van, de 5de werd door Dav. van Hoogstraten bezorgd en in 1735 te Rotterdam, met een portret en een langere levensbeschrijving van zijn hand in 't licht gegeven. Bilderdijk vond het de moeite waard ze in 1827 opnieuw met ophelderende aantt. in 2 dln. uit te geven. De IJstroom verscheen ook afzonderlijk en nog in 1828 gecommentarieerd door P.G. Witsen Geysbeek.
Zijn door L. Bakhuizen in 1680 geschilderd portret, eenmaal in 't bezit van David van Hoogstraten, is thans in de Universiteit te Amst. Het was het hem allerbest gelijkende schilderij, door P. van Gunst gegraveerd voor den 5den druk van A.'s gedichten. Een tweede, door M. van Musscher geschilderd, is door P. Schenk gegraveerd en door Vondel bezongen.
Brieven in hs. van A. bezitten o.a. de Universiteits-bibliotheken te Amsterdam en Leiden.