[Anthonides, Johannes]
ANTHONIDES (Johannes), of Jan Theunisz., geb. te Alkmaar omstreeks 1570, kreeg 8 Febr. 1612 van Curatoren der Leidsche Univ. vergunning om voor 1 jaar op proef college in het Arabisch te geven, op een wedde van ƒ 150. Hij woonde toen te Amsterdam maar werd 22 Febr. 1612 te Leiden ingeschreven. Hij had zijn kennis van 't Arabisch gekregen van een secretaris van den gezant van Marokko, die in 1610 bij hem logeerde. In de Curatoren-vergadering van 8 Nov. 1612 verzocht hij om een vaste aanstelling tot professor in 't Arabisch maar Curatoren vonden hem daartoe niet geleerd genoeg. Hij kende slecht Latijn, en zijn Nederlandsch laat ook te wenschen over, te oordeelen naar zijn brieven. Zij gaven hem in overweging nog gedurende 2 jaren de colleges voort te zetten, op een wedde van ƒ 200 à ƒ 225. Toen in Febr. 1613 Erpenius tot prof. in 't Arabisch benoemd werd, staakte A. zijn lessen en kreeg tot afscheid een gratificatie van ƒ 250 van Curatoren.
Hij deed in 1612 bij Raphelengius te Leiden verschijnen: Pauli Apostoli Epistola ad Titum arabice cum Joannis Antonidae Alcmariani interlineari versione latina ad verbum.
Zie: Siegenbeek, Geschied. der Leidsche Hoogeschool, II, 267; Molhuysen, Bronnen Leidsche Univ. II, 35, 42, 44, 48, 44*, 45*.
Molhuysen