[Albers, Johan Coenraad]
ALBERS (Johan Coenraad), geb. Nov. 1686 in het Graafschap van der Lippe, gest. 4 Aug. 1781, studeerde te Harderwijk, werd in 1713 proponent te Amsterdam en ging het volgend jaar als predikant in dienst der Indische kerken. In 1716 aanvaardde hij het predikambt op Ternate en arbeidde daar tot 5 Juli 1724, toen hij naar Batavia vertrok. Twee jaren nam hij hier den buitendienst waar, doch zag zich toen wegens ziekte gedwongen ontslag te nemen, dat hem 14 Oct. 1726 werd verleend. In het vaderland teruggekeerd vestigde hij zich te Utrecht, daarna te Twello en vervolgens sinds 1762 te Deventer. In 1733 huwde hij met Johanna van der Louw. Behalve een traktaat over den Sabbath gaf hij in het licht: Het Aanweezen en kennelijke Godts, de onstoffelijkheid en onstervelijkheid der ziele en de Goddelijkheid der H. Schrifture enz. (Deventer 1761).
Zie: Boekz. der Gel. Wer. 1781, II, 368; 1763, I, 269-281; Visscher en v. Langeraad, Het Prot. Vaderland 68-69.
Wumkes