[Zoesius, Elbertus]
ZOESIUS (Elbertus), Sosius, geb. te Utrecht en overl. ald. 20 Jan. 1622, zoon van Thomas, die volgt, en een dochter van den beroemden Elbertus Leoninus (kcl. 756) wiens naam hem geschonken werd. Te Leiden, waar zijn vader hoogleeraar in de rechten geworden was, werd hij 14 Febr. 1586 als student ingeschreven. Daar verdedigde hij 18 Mrt. 1592: Theses ex lib. I Priorum Analyticorum Aristotelis en 9 Sept. 1592 onder Cornelis de Groot: Theses disputationis gratia propositae de Praediis et aliis rebus minorum sine decreto non alienandis vel obligandis. Beide zijn gedrukt en bevinden zich op de leidsche universiteitsbibliotheek. 25 Juli 1597 verdedigde hij pro gradu onder Tunngius stellingen de Jurisdictione (l. 1 C. III, 13). Zoesius was vervolgens advocaat te Utrecht, was in 1609 en 1610 schepen dier stad en werd 11 Juli 1611 raad ordinaris in het utrechtsche Hof.