[Zoesius, Gerardus]
ZOESIUS (Gerardus), Zoes, zoon van Gulielmus en Susanna Plaet, geb. te Amersfoort 12 Apr. 1579, overl. te Mechelen 21 Sept. 1628. Na aan de univ. van Douai meester in de vrije kunsten te zijn geworden, trad hij 11 Jan. 1598 te Doornik in de orde der Jezuïeten, onderwees 4 jaar de klassieke letteren, werd 22 Mrt. 1608 priester gewijd en oefende 17 jaar de geestelijke bediening uit te Mechelen. Behalve Den gheestelycken strijdt (van den Benedictijn Castanizza?) vertaalde hij een aantal geschriften van zijn ordebroeders, Arias, de Gusman, Montanus, Sucquet, Spinelli, Bruni, de Ballinghem, Luzvic e.a. uit het Italiaansch, Spaansch, Fransch en Latijn in het Nederlandsch; het zijn geestelijke boeken, levens van godvruchtige personen en brieven van zendelingen in Indië en Japan. Verschillende beleefden twee, zelfs vier uitgaven: De Wech des eeuwich levens van Ant. Sucquet, met plaatjes van Boetius a Bolswert zag viermaal het licht; de tweede uitgave (1622) is opgedragen aan Nic. Zoesius, bisschop van 's Hertogenbosch. De kopergravuren, die voorkomen in Luzvic's Het godvruchtich herte vindt men terug in andere werkjes, o.a. in Poirters' Het heyligh Herte en in de protestantsche Levendige Herts-theologie van Christian. Hoborgh (Amsterdam 1738).
Voor de bibliographie zie Burman, Trajectum eruditum, of beter: C. Sommervogel, Biblioth. d.l. Comp. de Jésus VIII, 1513-1517.
van Miert