philosophie aan de hoogeschool te Harderwijk. 11 Juli 1779 werd hij te Leuven in de Kapel van het College van den Hoogen Heuvel, van jansenist, r.k. priester. 10 Mei 1784 werd hij door Monseigneur Ignatius Busca, aarts-bisschop bij den Pauselijken Stoel en pauselijk gezant te Brussel, benoemd tot pastoor te Beverwijk. Hij bleef dit tot 1791. In 1791 legde hij zijn waardigheid neder en trad uit de katholieke kerk om te huwen. Hij vestigde zich toen buiten Gouda op het buitenverblijf ‘Bijstad.’ Na den dood zijner echtgenoote bekeerde hij zich weder, ter gelegenheid waarvan een penning geslagen werd (aanwezig in het Kon. Penningkabinet).
Hij was lid van de Koninklijke Maatschappij van Wetenschappen. Hij was Administrateur van de fundatie, ten behoeve van behoeftige familieleden, welke 10 Juni 1591 gesticht was door zijne oud-tante jkvr. Agatha Bugge, dochter van Joncker Dirck Bugge, veertigraad en schepen van Delft 1548, en Anna van Persijn.
Hij schreef 19 Juni 1796 te Gouda een brochure: Iets over het stemrecht der Joden ter voorlichting van mijne land- en stadgenooten, nader ter overweging opgedragen aan de Nationale Conventie.
Hij werd 17 Mei 1805 in de St. Janskerk te Gouda begraven.
Hij huwde te Gouda 17 Juli 1792 Jacoba la Motte, geb. te Schoonhoven en overl. te Gouda 9 Febr. 1803 en begraven 12 Febr. in de St. Janskerk aldaar, dochter van Johannes la Motte en Johanna de Rooy.
Zijn portret op het kasteel ter Heyde te Vladsloo bij baron de Crombrugghe van Picquendale.
Zie: E.B.F.F. Wittert van Hoogland, Het geslacht Wittert van Hoogland (1912) 214.
Wittert van Hoogland