waardig, dat hij, bevorderend, dat tegen de schuldigen niet opgetreden werd, later enkelen hunner zelfs heeft begunstigd.
Cornelis de Witt huwde 21 Sept. 1650 Maria van Berckel (II, kol. 128), (geb. 31 Mei 1632, gest. 5 Aug. 1706), een flinke vrouw, die zelfs het vreeselijke lot van haren man met berusting wist te dragen. Uit dit huwelijk werden 5 kinderen geboren, van wie 2 zoons: Jacob (geb. 29 Nov. 1653), die 6 dagen na de vermoording van zijn vader op reis ging naar Duitschland, Genève, Italië (waar hij promoveerde te Padua in 1675) en Oostenrijk; te Weenen overleed hij, ongehuwd, 22 Juni 1675; Johan (geb. 27 Dec. 1660), die ongehuwd overleed te Dordrecht in 1681 (begr. 7 Juni); waarschijnlijk is hij bedoeld met één der beide personen van dezen naam, die resp. op 15 Maart en 10 Oct. 1679 als student te Leiden ingeschreven werden (Album i.d.); zijn gelijknamige neef (zie Johan (6)) was dan de andere. Van de drie dochters noemen we alleen de jongste, Wilhelmina, die huwde met haren neef Johan (6) de Witt (kol. 1468).
Voor portretten zie Moes, Iconogr. Bat.
Literatuur: als bij Johan (5) de Witt; Balen, alsvoren, 1326. Voor het proces: Berigten van het Hist. Gen. II, 1e stuk, 15 vlg.; A.W. Kroon, Jan de Witt contra Oranje 1650-1672 (Amst. 1868), 172 vlg.; voor den moord: Fruin, Verspr. Geschr., IV, 357 vlg. (waar in de noten de v.n. bronnen genoemd worden); verder de talrijke artikelen, genoemd in Petit's Repertorium, I en II, op het jaar 1672; nog is te verwijzen naar Briefwisseling van der Goes (uitg. Gonnet), II, 402 vlg., en Kernkamp, Baltische Archivalia, 128 vlg.
Japikse