nog weer eens een poos. Gedurende dat laatste verblijf gaf zijn kerkeraad te Londen hem een extra toelage van 6 ponden Engelsch. Oct. 1579 werd hij beroepen naar Kortrijk, maar, evenzeer als aan 't reeds genoemde beroep naar Cassel, gaf hij daaraan geen gehoor. In 1581 werd hij afgevaardigd naar de nationale Synode te Middelburg. 19 Mei bevond hij zich te Vlissingen. Na acht dagen te Brugge bij zijn zwager Jan Lamoot te hebben doorgebracht, ging hij 28 Mei ter vergadering. 22 Juli was hij weer te Londen terug, waar hij sedert tot zijn dood is werkzaam gebleven.
Hij is - voorzoover we weten - tweemaal getrouwd geweest. Febr. 1557 heette zijn vrouw Livina of Levina. Deze stierf begin Aug. 1562. 28 Aug. 1571 hertrouwde hij met Catelyne Lamoot, een zuster van Jan Lamoot (kol. 733). Na zijn dood trad zij 21 Nov. 1592 in 't huwelijk met Goosen Verbeke ‘wt Sticht van Aken’; na dezen overleefd te hebben 29 November 1614 met Pieter Tierentyn, van Eugene; en eindelijk Oct. 1618 nog met Daniel Robbert, van Steenwerck. Een broer van Gotfried was Paulus Wingius. 1553 maakte ook deze de reis met de londensche gemeente via Denemarken naar Emden. 1555 trok hij met a Lasco naar Frankfort. Febr. 1557 ging hij met een brief van Utenhove over die stad weer uit Polen naar Emden, en kwam begin April daar aan. 1575 was hij nog in Oostfriesland.
Grindall noemde Godfr. W., behalve geleerd en vroom, ook ‘ingenio moderato ac pacifico’. Uit de bescheiden over de meegedeelde twisten te Londen krijgen we echter wel een eenigszins anderen indruk. Een hierarchische neiging valt in zijn optreden niet te miskennen. Wat zijn denkbeelden betreft, was hij Calvinist; persoonlijk was hij met Calvijn echter niet bekend.
Heeft - zooals boven aangetoond werd - de hollandsche Bijbelvertaling aan van Winghen 't een en ander te danken gehad, daarnaast heeft hij zich ook nog verdienstelijk gemaakt voor de gereformeerde symbolische en liturgische geschriften. Op zijn raad zou Guido de Brès in 1561 zijn confessie ter goedkeuring hebben gezonden aan Cooltuyn en diens geestverwanten te Emden. Ook wordt hij, naast Moded, als de vertaler van de eerste uitgave daarvan genoemd. Een editie van 1566 in de Bibliothèque Royale te Brussel (Catalogus der Bibliotheca Hulthemiana IV, 316 no. 26451) heeft op het titelblad de geschreven mededeeling: ‘Auctor est Godfrid van Wingene, Praeceptor, vide plura apud Outhovium, in sijne Warschouwinge (80. 1723) 217-222’. Voorts verzorgde hij in 1566 de definitieve - 12 Sept. 1566 te Londen verschenen - uitgave van de psalmen van Utenhove en een herdruk - eenigszins gewijzigd - van de daar geldende liturgie, waarin hij ook een voorrede gaf (F.C. Wieder, Schriftuurlyke liedekens ('s Grav. 1900), 153, no. LXVII). In 1574 bood hij aan de Synode te Dordrecht een Catechismus en Kerkorde aan; opgesteld in den tijd, toen hij op de boven beschreven wijze geen standplaats kon vinden. De vergadering vond het echter raadzamer een en ander maar niet te laten drukken en ‘bij den ghewoonlicken Catechismo ende ordeninghe bij den Psalmen gedruckt te blijven’. Eindelijk gaf hij in 1582 een psalmvertaling in het licht. In: Marten Microen, Een waerachteghe Historie, van Hoste (gheseyt Jooris) van der Katelijne plaatste hij een distichon chronographicum; in Joris Wybo, alias Sylvanus, Gheestelijcke